Overzicht
Nederlands naar Frans: Meer gegevens...
- verwachten:
- Wiktionary:
-
Gebruikers suggesties voor verwachten:
- expecter
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor verwachten (Nederlands) in het Frans
verwachten:
-
verwachten (uitkijken naar; tegemoetzien; vooruitzien)
espérer; compter sur; s'attendre à-
espérer werkwoord (espère, espères, espérons, espérez, espèrent, espérais, espérait, espérions, espériez, espéraient, espérai, espéras, espéra, espérâmes, espérâtes, espérèrent, espérerai, espéreras, espérera, espérerons, espérerez, espéreront)
-
compter sur werkwoord
-
s'attendre à werkwoord
-
Conjugations for verwachten:
o.t.t.
- verwacht
- verwacht
- verwacht
- verwachten
- verwachten
- verwachten
o.v.t.
- verwachtte
- verwachtte
- verwachtte
- verwachtten
- verwachtten
- verwachtten
v.t.t.
- heb verwacht
- hebt verwacht
- heeft verwacht
- hebben verwacht
- hebben verwacht
- hebben verwacht
v.v.t.
- had verwacht
- had verwacht
- had verwacht
- hadden verwacht
- hadden verwacht
- hadden verwacht
o.t.t.t.
- zal verwachten
- zult verwachten
- zal verwachten
- zullen verwachten
- zullen verwachten
- zullen verwachten
o.v.t.t.
- zou verwachten
- zou verwachten
- zou verwachten
- zouden verwachten
- zouden verwachten
- zouden verwachten
diversen
- verwacht!
- verwacht!
- verwacht
- verwachtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor verwachten:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
compter sur | tegemoetzien; uitkijken naar; verwachten; vooruitzien | |
espérer | tegemoetzien; uitkijken naar; verwachten; vooruitzien | hopen; spinzen; van hoop vervuld zijn; verlangen |
s'attendre à | tegemoetzien; uitkijken naar; verwachten; vooruitzien | bedacht zijn op |
Verwante definities voor "verwachten":
Wiktionary: verwachten
verwachten
Cross Translation:
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• verwachten | → attendre | ↔ await — transitive: to wait for |
• verwachten | → espérer; attendre | ↔ erwarten — auf jmdn./etw. warten, dem Eintreffen von etwas entgegensehen; denken, dass etwas kommen/passieren wird |