Overzicht
Nederlands naar Frans: Meer gegevens...
- mate:
-
mat:
- éteint; bébête; sans souffle; voilé; sans inspiration; terne; mat; poudré; opaque; sans éclat; blême; vague; abruti; étourdi; hébété; indolent; inanimé; apathique; mort; faible; mou; lent; lentement; misérable; languissant; sans âme; sans envie; indolemment; sans force
- dessous de plat; dessous de table; pelouse; gazon; herbe; tapis; paillasson; descente de lit
-
Wiktionary:
- mate → degré, mesure, taille
- mate → degré, étendue
- mat → languissant, terne
- mat → échec et mat, terne, mat, paillasson, carpette, natte, tapis, mate
Frans naar Nederlands: Meer gegevens...
- mater:
-
Wiktionary:
- mate → mat
- mater → lonken, gluren, aankunnen, iets de baas worden
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor mate (Nederlands) in het Frans
mate:
-
de mate (kwantiteit)
-
de mate (gradatie; graad)
-
de mate (grootte; dimensie; omvang; maat; afmeting; formaat)
– hoe groot het is 1le format; la dimension; la taille; la mesure; la pointure; l'étendue; la mensuration; le sens; la signification; la circonférence
Vertaal Matrix voor mate:
Verwante woorden van "mate":
Synoniemen voor "mate":
Verwante definities voor "mate":
mate vorm van mat:
-
mat (niet uitbundig)
éteint; bébête; sans souffle; voilé; sans inspiration; terne-
éteint bijvoeglijk naamwoord
-
bébête bijvoeglijk naamwoord
-
sans souffle bijvoeglijk naamwoord
-
voilé bijvoeglijk naamwoord
-
sans inspiration bijvoeglijk naamwoord
-
terne bijvoeglijk naamwoord
-
-
mat (gematteerd)
mat; poudré; opaque; terne; sans éclat-
mat bijvoeglijk naamwoord
-
poudré bijvoeglijk naamwoord
-
opaque bijvoeglijk naamwoord
-
terne bijvoeglijk naamwoord
-
sans éclat bijvoeglijk naamwoord
-
-
mat (flets)
-
mat (glansloos; dof; beslagen)
mat; terne; sans éclat-
mat bijvoeglijk naamwoord
-
terne bijvoeglijk naamwoord
-
sans éclat bijvoeglijk naamwoord
-
-
mat (niet helder; dof; flets)
-
mat (versuft; soezerig; suf; geesteloos; dof; daas)
-
mat (futloos; slap; lusteloos; lamlendig)
indolent; inanimé; apathique; mort; faible; mou; lent; lentement; terne; misérable; languissant; sans âme; sans envie; indolemment; sans force-
indolent bijvoeglijk naamwoord
-
inanimé bijvoeglijk naamwoord
-
apathique bijvoeglijk naamwoord
-
mort bijvoeglijk naamwoord
-
faible bijvoeglijk naamwoord
-
mou bijvoeglijk naamwoord
-
lent bijvoeglijk naamwoord
-
lentement bijvoeglijk naamwoord
-
terne bijvoeglijk naamwoord
-
misérable bijvoeglijk naamwoord
-
languissant bijvoeglijk naamwoord
-
sans âme bijvoeglijk naamwoord
-
sans envie bijvoeglijk naamwoord
-
indolemment bijvoeglijk naamwoord
-
sans force bijvoeglijk naamwoord
-
-
de mat (onderzetter; matje; onderlegger; placemat; tafelmatje)
-
de mat (grasmat; gras)
-
de mat (vloermat)
Vertaal Matrix voor mat:
Verwante woorden van "mat":
Synoniemen voor "mat":
Antoniemen van "mat":
Verwante definities voor "mat":
Wiktionary: mat
mat
Cross Translation:
adjective
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• mat | → échec et mat | ↔ checkmate — said when making the conclusive move in chess |
• mat | → terne; mat | ↔ dull — not shiny |
• mat | → paillasson; carpette; natte; tapis | ↔ mat — foot wiping device or floor covering |
• mat | → mate; mat | ↔ matte — not reflective of light |
Verwante vertalingen van mate
Frans
Uitgebreide vertaling voor mate (Frans) in het Nederlands
mate vorm van mater:
mater werkwoord (mate, mates, matons, matez, matent, matais, matait, mations, matiez, mataient, matai, matas, mata, matâmes, matâtes, matèrent, materai, materas, matera, materons, materez, materont)
-
mater (réduire à l'obéissance; faire de la monnaie de; réduire en morceaux)
-
mater (ternir; éteindre; matir)
Conjugations for mater:
Présent
- mate
- mates
- mate
- matons
- matez
- matent
imparfait
- matais
- matais
- matait
- mations
- matiez
- mataient
passé simple
- matai
- matas
- mata
- matâmes
- matâtes
- matèrent
futur simple
- materai
- materas
- matera
- materons
- materez
- materont
subjonctif présent
- que je mate
- que tu mates
- qu'il mate
- que nous mations
- que vous matiez
- qu'ils matent
conditionnel présent
- materais
- materais
- materait
- materions
- materiez
- materaient
passé composé
- ai maté
- as maté
- a maté
- avons maté
- avez maté
- ont maté
divers
- mate!
- matez!
- matons!
- maté
- matant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles
Vertaal Matrix voor mater:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
dof maken | mater; matir; ternir; éteindre | |
kleinkrijgen | faire de la monnaie de; mater; réduire en morceaux; réduire à l'obéissance |