Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. afwas:
  2. afwassen:
  3. Wiktionary:
  4. Gebruikers suggesties voor afwas:
    • vaiselle


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor afwas (Nederlands) in het Frans

afwas:

afwas [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de afwas (vaat)
    la vaisselle; le lavage
    • vaisselle [la ~] zelfstandig naamwoord
    • lavage [le ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor afwas:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
lavage afwas; vaat boenen; reinigen; spoeling; wassen; wassing
vaisselle afwas; vaat serviesgoed; vaatwerk

Verwante woorden van "afwas":


Wiktionary: afwas

afwas
noun
  1. het afwassen, het af te wassene

Cross Translation:
FromToVia
afwas faire la vaisselle dishes — dishwashing

afwassen:

afwassen werkwoord (was af, wast af, waste af, wasten af, afgewassen)

  1. afwassen (vaat doen)

Conjugations for afwassen:

o.t.t.
  1. was af
  2. wast af
  3. wast af
  4. wassen af
  5. wassen af
  6. wassen af
o.v.t.
  1. waste af
  2. waste af
  3. waste af
  4. wasten af
  5. wasten af
  6. wasten af
v.t.t.
  1. heb afgewassen
  2. hebt afgewassen
  3. heeft afgewassen
  4. hebben afgewassen
  5. hebben afgewassen
  6. hebben afgewassen
v.v.t.
  1. had afgewassen
  2. had afgewassen
  3. had afgewassen
  4. hadden afgewassen
  5. hadden afgewassen
  6. hadden afgewassen
o.t.t.t.
  1. zal afwassen
  2. zult afwassen
  3. zal afwassen
  4. zullen afwassen
  5. zullen afwassen
  6. zullen afwassen
o.v.t.t.
  1. zou afwassen
  2. zou afwassen
  3. zou afwassen
  4. zouden afwassen
  5. zouden afwassen
  6. zouden afwassen
diversen
  1. was af!
  2. wast af!
  3. afgewassen
  4. afwassende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor afwassen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
faire la plonge afwassen; vaat doen
faire la vaisselle afwassen; vaat doen

Verwante woorden van "afwassen":


Wiktionary: afwassen


Cross Translation:
FromToVia
afwassen faire la vaisselle; faire la plonge do the dishes — to wash up dishes