Nederlands
Uitgebreide vertaling voor afstoten (Nederlands) in het Frans
afstoten:
-
afstoten (eraf duwen)
pousser de-
pousser de werkwoord
-
Conjugations for afstoten:
o.t.t.
- stoot af
- stoot af
- stoot af
- stoten af
- stoten af
- stoten af
o.v.t.
- stootte af
- stootte af
- stootte af
- stootten af
- stootten af
- stootten af
v.t.t.
- heb afgestoten
- hebt afgestoten
- heeft afgestoten
- hebben afgestoten
- hebben afgestoten
- hebben afgestoten
v.v.t.
- had afgestoten
- had afgestoten
- had afgestoten
- hadden afgestoten
- hadden afgestoten
- hadden afgestoten
o.t.t.t.
- zal afstoten
- zult afstoten
- zal afstoten
- zullen afstoten
- zullen afstoten
- zullen afstoten
o.v.t.t.
- zou afstoten
- zou afstoten
- zou afstoten
- zouden afstoten
- zouden afstoten
- zouden afstoten
diversen
- stoot af!
- stoot af!
- afgestoten
- afstotende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
afstoten
Vertaal Matrix voor afstoten:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
aversion | afstoten | afgrijzen; afkeer; antipathie; aversie; gruwen; haat; hekel; onwil; tegenzin; walging; weerspannigheid; weerzin |
répulsion | afstoten | afgrijzen; afkeer; afstotelijkheid; antipathie; aversie; gruwen; hekel; tegenzin; walging; weerzin |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
pousser de | afstoten; eraf duwen | erafschoppen |
Wiktionary: afstoten
afstoten
Cross Translation:
verb
afstoten
-
(overgankelijk) van de hand doen
- afstoten → repousser
verb
-
Pousser en arrière, rejeter ; faire reculer quelqu’un, écarter de soi quelque chose.
- repousser → afslaan; afwijzen; verwerpen; weigeren; wraken; nee zeggen tegen; afkeuren; terugwijzen; vertikken; retourneren; terugbezorgen; terugsturen; heruitzenden; het oneens zijn; afstoten; verdringen; verduwen; wegdringen; wegduwen; wegstoten; uitdrijven; verdrijven; verjagen; wegdrijven; wegjagen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• afstoten | → repousser | ↔ repel — physics: to force away |