Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. doofheid:
  2. doof:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor doofheid (Nederlands) in het Spaans

doofheid:

doofheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de doofheid
    la sordera; la insuficiencia auditiva
  2. de doofheid
    la sordera
    • sordera [la ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor doofheid:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
insuficiencia auditiva doofheid hardhorendheid; hardhorigheid; slechthorendheid
sordera doofheid hardhorendheid; hardhorigheid; slechthorendheid

Verwante woorden van "doofheid":


Wiktionary: doofheid

doofheid
noun
  1. het onvermogen geluid waar te nemen

Cross Translation:
FromToVia
doofheid sordera deafness — condition of being deaf
doofheid sordera surdité — médecine|nocat=1 (term, pathologie) perte ou diminution notable du sens de l’ouïe.

doof:

doof bijvoeglijk naamwoord

  1. doof
    sordo; duro de oído

Vertaal Matrix voor doof:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
sordo dove
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
duro de oído doof gehoorgestoord; hardhorend; hardhorig; slechthorend
sordo doof gehoorgestoord; grauwkleurig; grijs; hardhorend; hardhorig; slechthorend; toonloos; zonder toon

Verwante woorden van "doof":


Verwante definities voor "doof":

  1. wie niet goed kan horen1
    • je hoeft niet te schreeuwen, ik ben niet doof!1

Wiktionary: doof

doof
adjective
  1. niet of minder goed tot horen in staat zijn

Cross Translation:
FromToVia
doof sordo deaf — unable to hear
doof sordo taub — absolut gehörlos, nicht hörend
doof sordo taub — eine Identität als taube Person habend, der Taubseinskultur zugehörig
doof sordo; embotado; obtuso sourd — Qui est privé du sens de l’ouïe