Nederlands
Uitgebreide vertaling voor zwoor (Nederlands) in het Spaans
zwoor vorm van zweren:
-
de zweren
-
zweren (een eed doen)
jurar; prestar juramento; hacer un juramento-
jurar werkwoord
-
prestar juramento werkwoord
-
hacer un juramento werkwoord
-
-
zweren (een eed afleggen)
Conjugations for zweren:
o.t.t.
- zweer
- zweert
- zweert
- zweren
- zweren
- zweren
o.v.t.
- zwoor
- zwoor
- zwoor
- zworen
- zworen
- zworen
v.t.t.
- heb gezworen
- hebt gezworen
- heeft gezworen
- hebben gezworen
- hebben gezworen
- hebben gezworen
v.v.t.
- had gezworen
- had gezworen
- had gezworen
- hadden gezworen
- hadden gezworen
- hadden gezworen
o.t.t.t.
- zal zweren
- zult zweren
- zal zweren
- zullen zweren
- zullen zweren
- zullen zweren
o.v.t.t.
- zou zweren
- zou zweren
- zou zweren
- zouden zweren
- zouden zweren
- zouden zweren
diversen
- zweer!
- zweert!
- gezworen
- zwerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor zweren:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
abscesos | zweren | |
chinchar | gepest; geplaag; pesterij | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
chinchar | een eed afleggen; zweren | etteren; griepen; inhaleren; klieren; over de longen roken; zeiken; zemelen |
hacer un juramento | een eed doen; zweren | |
jurar | een eed doen; zweren | |
prestar juramento | een eed afleggen; een eed doen; zweren |