Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor zweefvliegen (Nederlands) in het Spaans

zweefvliegen:

zweefvliegen werkwoord (zweefvlieg, zweefvliegt, zweefvliegde, zweefvliegden, gezweefvliegd)

  1. zweefvliegen

Conjugations for zweefvliegen:

o.t.t.
  1. zweefvlieg
  2. zweefvliegt
  3. zweefvliegt
  4. zweefvliegen
  5. zweefvliegen
  6. zweefvliegen
o.v.t.
  1. zweefvliegde
  2. zweefvliegde
  3. zweefvliegde
  4. zweefvliegden
  5. zweefvliegden
  6. zweefvliegden
v.t.t.
  1. heb gezweefvliegd
  2. hebt gezweefvliegd
  3. heeft gezweefvliegd
  4. hebben gezweefvliegd
  5. hebben gezweefvliegd
  6. hebben gezweefvliegd
v.v.t.
  1. had gezweefvliegd
  2. had gezweefvliegd
  3. had gezweefvliegd
  4. hadden gezweefvliegd
  5. hadden gezweefvliegd
  6. hadden gezweefvliegd
o.t.t.t.
  1. zal zweefvliegen
  2. zult zweefvliegen
  3. zal zweefvliegen
  4. zullen zweefvliegen
  5. zullen zweefvliegen
  6. zullen zweefvliegen
o.v.t.t.
  1. zou zweefvliegen
  2. zou zweefvliegen
  3. zou zweefvliegen
  4. zouden zweefvliegen
  5. zouden zweefvliegen
  6. zouden zweefvliegen
diversen
  1. zweefvlieg!
  2. zweefvliegt!
  3. gezweefvliegd
  4. zweefvliegend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

zweefvliegen [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. zweefvliegen
    el planear; el practicar el vuelo sin motor

Vertaal Matrix voor zweefvliegen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
planear zweefvliegen
practicar el vuelo sin motor zweefvliegen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
planear zweefvliegen bedenken; fantaseren; indelen bij; planeren; plannen; uitdenken; verdichten; verzinnen; voorwenden
practicar el vuelo sin motor zweefvliegen
volar sin motor zweefvliegen

Wiktionary: zweefvliegen

zweefvliegen
verb
  1. (inergatief) vliegen en besturen van een zweefvliegtuig