Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. zoeken:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor zoeken (Nederlands) in het Spaans

zoeken:

zoeken werkwoord (zoek, zoekt, zocht, zochten, gezocht)

  1. zoeken (afzoeken; zien te vinden)
    – proberen het of hem te vinden 1
  2. zoeken
    buscar
  3. zoeken
    la llamada
    • llamada [la ~] zelfstandig naamwoord

Conjugations for zoeken:

o.t.t.
  1. zoek
  2. zoekt
  3. zoekt
  4. zoeken
  5. zoeken
  6. zoeken
o.v.t.
  1. zocht
  2. zocht
  3. zocht
  4. zochten
  5. zochten
  6. zochten
v.t.t.
  1. heb gezocht
  2. hebt gezocht
  3. heeft gezocht
  4. hebben gezocht
  5. hebben gezocht
  6. hebben gezocht
v.v.t.
  1. had gezocht
  2. had gezocht
  3. had gezocht
  4. hadden gezocht
  5. hadden gezocht
  6. hadden gezocht
o.t.t.t.
  1. zal zoeken
  2. zult zoeken
  3. zal zoeken
  4. zullen zoeken
  5. zullen zoeken
  6. zullen zoeken
o.v.t.t.
  1. zou zoeken
  2. zou zoeken
  3. zou zoeken
  4. zouden zoeken
  5. zouden zoeken
  6. zouden zoeken
diversen
  1. zoek!
  2. zoekt!
  3. gezocht
  4. zoekend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

zoeken [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. zoeken
    la búsqueda
  2. zoeken (bladeren; browsen)

Vertaal Matrix voor zoeken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
buscar afstropen; afzoeken; geheel doorzoeken
búsqueda zoeken afstropen; afzoeken; geheel doorzoeken; najagen; nastreven; speurtocht; verkenning; zoektocht
llamada zoeken appèl; bellen; belletje; faam; geroep; geschreeuw; gesprek door de telefoon; kloppen; lokfluitje; lokroep; loktoon; naam; opbellen; oproep; reputatie; roep; roepstem; telefonisch bericht; telefoongesprek; telefoontje; verwijsbrief; verwijzing
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
buscar afzoeken; zien te vinden; zoeken aankopen; aanschaffen; afhalen en meenemen; beproeven; halen; iets opzoeken; keuren; kopen; naslaan; nazoeken; onderzoeken; ophalen; oppikken; opsnuffelen; opzoeken; pakken; tegemoetzien; testen; uitkijken naar; uitvissen; verkrijgen; verwachten; verwerven; vinden; vooruitzien
examinar aankijken; aftasten; afwegen; bekijken; beproeven; beschouwen; bestuderen; bevoelen; bezichtigen; blikken; blikken werpen; controleren; doorvorsen; examen afnemen; examineren; exploreren; gadeslaan; inspecteren; keuren; monsteren; monsters nemen; ondervragen; onderzoeken; overdenken; overhoren; overwegen; proberen; schouwen; speuren; testen; toeschouwen; toetsen; uithoren; uitproberen; uitvragen; verhoren; vorsen
intentar encontrar afzoeken; zien te vinden; zoeken
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
examinar bladeren; browsen; zoeken

Antoniemen van "zoeken":


Verwante definities voor "zoeken":

  1. proberen het of hem te vinden1
    • ik ben mijn armband kwijt, ik heb overal gezocht1
  2. proberen het te krijgen1
    • hij zoekt werk1

Wiktionary: zoeken

zoeken
verb
  1. proberen te vinden

Cross Translation:
FromToVia
zoeken buscar look — to search
zoeken buscar look for — search; seek
zoeken buscar search — to look throughout (a place) for something
zoeken buscar; sondear buscando search — (followed by "for") to look thoroughly
zoeken buscar seek — to try to find
zoeken buscar suchentransitiv, auch mit nach: sich bemühen, etwas oder jemanden zu finden, das oder der verloren oder versteckt ist
zoeken buscar chercher — Se donner du mouvement, du soin, de la peine pour découvrir quelqu’un ou quelque chose (Sens général)
zoeken escarnecer raillerplaisanter quelqu’un ou quelque chose, lui parler ou en parler avec moquerie.
zoeken buscar; investigar; explorar; examinar rechercher — (1)

Verwante vertalingen van zoeken