Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. zieltogen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor zieltogen (Nederlands) in het Spaans

zieltogen:

zieltogen werkwoord (zieltoog, zieltoogt, zieltoogde, zieltoogden, gezieltoogd)

  1. zieltogen (creperen; verrekken)

Conjugations for zieltogen:

o.t.t.
  1. zieltoog
  2. zieltoogt
  3. zieltoogt
  4. zieltogen
  5. zieltogen
  6. zieltogen
o.v.t.
  1. zieltoogde
  2. zieltoogde
  3. zieltoogde
  4. zieltoogden
  5. zieltoogden
  6. zieltoogden
v.t.t.
  1. heb gezieltoogd
  2. hebt gezieltoogd
  3. heeft gezieltoogd
  4. hebben gezieltoogd
  5. hebben gezieltoogd
  6. hebben gezieltoogd
v.v.t.
  1. had gezieltoogd
  2. had gezieltoogd
  3. had gezieltoogd
  4. hadden gezieltoogd
  5. hadden gezieltoogd
  6. hadden gezieltoogd
o.t.t.t.
  1. zal zieltogen
  2. zult zieltogen
  3. zal zieltogen
  4. zullen zieltogen
  5. zullen zieltogen
  6. zullen zieltogen
o.v.t.t.
  1. zou zieltogen
  2. zou zieltogen
  3. zou zieltogen
  4. zouden zieltogen
  5. zouden zieltogen
  6. zouden zieltogen
diversen
  1. zieltoog!
  2. zieltoogt!
  3. gezieltoogd
  4. zieltogend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor zieltogen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
morirse creperen; wegsterven
reventarse afbeulen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
morir miserablemente creperen; verrekken; zieltogen
morirse creperen; verrekken; zieltogen bezwijken; doodgaan; heengaan; hongeren; hongerlijden; inslapen; omkomen; ontslapen; overlijden; sneuvelen; sterven; vallen; verhongeren; verrekken; verscheiden; wegvallen
reventar creperen; verrekken; zieltogen aantasten; aanvreten; bederven; beschadigen; kapot barsten; klauteren; omwoelen; ontploffen; over iets springen; ploffen; springen; uit elkaar spatten; uit elkaar springen; uiteenspatten; vanaf springen
reventarse creperen; verrekken; zieltogen

Wiktionary: zieltogen

zieltogen
verb
  1. op sterven liggen

Cross Translation:
FromToVia
zieltogen agonizar agoniser — Être à l’agonie, être en train de mourir.