Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
adornar
|
|
opluisteren; opschikken; opsieren; optuigen; tooien; versieren
|
ataviar
|
|
opschikken; opsieren
|
engalanar
|
|
opluisteren; optuigen; tooien; versieren
|
proveer
|
|
leveren
|
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
acicalar
|
optooien; zich uitdossen; zich uitmonsteren
|
opsieren; opsmukken; tooien; zich mooi maken; zich opsmukken
|
adornar
|
optooien; zich uitdossen; zich uitmonsteren
|
afwerken; decoreren; een onderscheidingsteken geven; garneren; gladmaken; gladwrijven; onderscheiden; opdirken; opdoffen; opmaken; opschikken; opsieren; opsmukken; optuigen; optutten; ridderen; schotels garneren; tooien; uitdossen; verfraaien; verluchten; versieren; zich mooi maken
|
aliñar
|
optooien; zich uitdossen; zich uitmonsteren
|
opsieren; opsmukken; tooien; zich mooi maken; zich opsmukken
|
ataviar
|
optooien; zich uitdossen; zich uitmonsteren
|
opschikken; opsieren; opsmukken; optuigen; tooien; verfraaien; verluchten; zich mooi maken; zich opsmukken
|
decorar
|
optooien; zich uitdossen; zich uitmonsteren
|
aankleden; afwerken; bekleden; decoreren; een onderscheidingsteken geven; garneren; onderscheiden; opmaken; opsmukken; overtrekken; ridderen; schotels garneren; stofferen; van bekleding voorzien; versieren; versieringen aanbrengen
|
embellecer
|
optooien; zich uitdossen; zich uitmonsteren
|
opdirken; opdoffen; opschikken; opsieren; opsmukken; optuigen; optutten; staan; tooien; uitdossen; verfraaien; verluchten; zich mooi maken
|
engalanar
|
optooien; zich uitdossen; zich uitmonsteren
|
opdirken; opdoffen; opschikken; opsieren; opsmukken; optuigen; optutten; tooien; uitdossen; verfraaien; verluchten; zich mooi maken
|
equipar
|
optooien; zich uitdossen; zich uitmonsteren
|
gladmaken; gladwrijven; outilleren; toerusten; uitrusten; zich uitrusten
|
proveer
|
optooien; zich uitdossen; zich uitmonsteren
|
toerusten; uitrusten; zich uitrusten
|