Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor zelfverzekerdheid (Nederlands) in het Spaans

zelfverzekerdheid:

zelfverzekerdheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de zelfverzekerdheid (zelfvertrouwen; vastberadenheid; zekerheid; stelligheid)
    la confianza en si mismo
  2. de zelfverzekerdheid (zelfbewustheid)
    la autoconciencia; el aplomo; la seguridad de sí mismo; la seguridad de uno mismo

Vertaal Matrix voor zelfverzekerdheid:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aplomo zelfbewustheid; zelfverzekerdheid aplomb
autoconciencia zelfbewustheid; zelfverzekerdheid
confianza en si mismo stelligheid; vastberadenheid; zekerheid; zelfvertrouwen; zelfverzekerdheid
seguridad de sí mismo zelfbewustheid; zelfverzekerdheid
seguridad de uno mismo zelfbewustheid; zelfverzekerdheid

Verwante woorden van "zelfverzekerdheid":


zelfverzekerdheid vorm van zelfverzekerd:

zelfverzekerd bijvoeglijk naamwoord

  1. zelfverzekerd

Vertaal Matrix voor zelfverzekerd:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
seguro de sí mismo zelfverzekerd assertief; zelfbewust
seguro de uno mismo zelfverzekerd

Verwante woorden van "zelfverzekerd":


Wiktionary: zelfverzekerd


Cross Translation:
FromToVia
zelfverzekerd seguro de sí mismo; seguro self-confident — confident in one's abilities