Nederlands
Uitgebreide vertaling voor zaaien (Nederlands) in het Spaans
zaaien:
Conjugations for zaaien:
o.t.t.
- zaai
- zaait
- zaait
- zaaien
- zaaien
- zaaien
o.v.t.
- zaaide
- zaaide
- zaaide
- zaaiden
- zaaiden
- zaaiden
v.t.t.
- heb gezaaid
- hebt gezaaid
- heeft gezaaid
- hebben gezaaid
- hebben gezaaid
- hebben gezaaid
v.v.t.
- had gezaaid
- had gezaaid
- had gezaaid
- hadden gezaaid
- hadden gezaaid
- hadden gezaaid
o.t.t.t.
- zal zaaien
- zult zaaien
- zal zaaien
- zullen zaaien
- zullen zaaien
- zullen zaaien
o.v.t.t.
- zou zaaien
- zou zaaien
- zou zaaien
- zouden zaaien
- zouden zaaien
- zouden zaaien
diversen
- zaai!
- zaait!
- gezaaid
- zaaiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor zaaien:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
salpicar | bezaaien; inzaaien; zaaien | doorspekken; larderen; opspatten; rijkelijk voorzien van; spatten; spetteren |
sembrar | bezaaien; inzaaien; zaaien |
Verwante definities voor "zaaien":
Wiktionary: zaaien
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• zaaien | → sembrar | ↔ sow — disperse seeds |
• zaaien | → sembrar | ↔ säen — ausstreuend oder setzend Saatgut in den dafür vorbereiteten Boden bringen |
• zaaien | → sembrar | ↔ semer — répandre de la graine ou du grain sur une terre préparée, afin de les faire produire et multiplier. |