Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
siniestro
|
|
catastrofe; ramp; schadegeval
|
vago
|
|
arbeidsschuw; flierefluiter; klooier; lanterfant; lanterfanter; lapzwans; leegloper; luiaard; luilak; luiwammes; slampamper
|
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
confuso
|
onduidelijk; wollig
|
achterlijk; bedeesd; beduusd; beschroomd; beteuterd; bleu; diffuus; flauw; geestelijk verward; gek; geschift; geschokt; gestoord; getroffen; idioot; idioterig; in de war; krankjorum; krankzinnig; maf; mesjogge; mistig; nevelachtig; niet doorzichtig; niet duidelijk; niet goed snik; niet helder; onbepaald; ondersteboven; ondoorzichtig; onduidelijk; onhelder; onklaar; onoverzichtelijk; onthutst; ontredderd; ontsteld; ontzet; paf; perplex; schroomvallig; schuchter; stupide; timide; troebel; vaag; vaag waarneembaar; vagelijk; van streek; verlegen; verward; wazig; zot
|
de lana
|
wolachtig; wollig
|
wollen
|
lanoso
|
onduidelijk; wolachtig; wollig
|
|
lanífero
|
onduidelijk; wollig
|
|
lóbrego
|
onduidelijk; wollig
|
akelig; beroerd; duister; ellendig; eng; griezelig; louche; naar; onbetrouwbaar; onguur; sinister; verdacht
|
misterioso
|
onduidelijk; wollig
|
duister; geheimzinnig; louche; mysterieus; niet duidelijk; niet helder; onbetrouwbaar; onduidelijk; onguur; onhelder; onklaar; raadselachtig; troebel; vaag; verdacht
|
obscuro
|
onduidelijk; wollig
|
duister; louche; onbetrouwbaar; onguur; verdacht
|
opaco
|
onduidelijk; wollig
|
gematteerd; gesluierd; heiig; lichtdicht; mat; omfloerst; ondoorzichtelijk; vaag; vaag zichtbaar; wazig
|
oscuro
|
onduidelijk; wollig
|
beangstigend; donker; dubieus; duister; eng; glibberig; grauwkleurig; grijs; louche; melancholische; naargeestig; obscuur; onbetrouwbaar; onguur; onverlicht; somber; triest; troosteloos; verdacht; zwaarmoedig
|
parecido a la lana
|
wolachtig; wollig
|
|
poco claro
|
onduidelijk; wollig
|
niet doorzichtig; onbepaald; ondoorzichtig; onoverzichtelijk
|
poco fiable
|
onduidelijk; wollig
|
duister; leugenachtig; louche; onbetrouwbaar; onguur; verdacht
|
siniestro
|
onduidelijk; wollig
|
akelig; angstaanjagend; beangstigend; donker; dreigend; dubieus; duister; eng; glibberig; griezelig; huiveringwekkend; louche; luguber; obscuur; onappetijtelijk; onbetrouwbaar; onguur; onheilspellend; onsmakelijk; sinister; verdacht; walgelijk
|
sombrío
|
onduidelijk; wollig
|
aan een ziekte lijdend; akelig; bedrukt; beroerd; donker; dreigend; dubieus; duister; ellendig; eng; gedrukt; glibberig; grauw; grauwkleurig; griezelig; grijs; helaas; huiveringwekkend; jammer; jammer genoeg; louche; luguber; melancholische; mismoedig; mistroostig; moedeloos; naar; naargeestig; neerslachtig; obscuur; onbetrouwbaar; onguur; onheilspellend; pessimistisch; sinister; sneu; somber; spijtig; teneergeslagen; terneergeslagen; triest; troosteloos; verdacht; verdrietig; vreugdeloos; ziek; zwartgallig
|
sospechosamente
|
onduidelijk; wollig
|
dreigend; duister; huiveringwekkend; louche; luguber; onbetrouwbaar; onguur; onheilspellend; sinister; verdacht
|
sospechoso
|
onduidelijk; wollig
|
akelig; bedenkelijk; betwist; donker; dreigend; dubieus; duister; eng; glibberig; griezelig; huiveringwekkend; kwestieus; leugenachtig; louche; luguber; malafide; obscuur; omstreden; onappetijtelijk; onbetrouwbaar; onguur; onheilspellend; onsmakelijk; sinister; twijfelachtig; variërend; verdacht; walgelijk; wisselend; wisselvallig
|
tenebroso
|
onduidelijk; wollig
|
beangstigend; dreigend; duister; eng; huiveringwekkend; louche; luguber; naargeestig; niet duidelijk; niet helder; onbetrouwbaar; onduidelijk; onguur; onheilspellend; onhelder; onklaar; sinister; somber; triest; troebel; troosteloos; vaag; verdacht; zwaarmoedig
|
tétrico
|
onduidelijk; wollig
|
akelig; bedrukt; beroerd; dreigend; duister; ellendig; gedrukt; helaas; huiveringwekkend; jammer; jammer genoeg; louche; luguber; mismoedig; mistroostig; moedeloos; naar; neerslachtig; onbetrouwbaar; onguur; onheilspellend; sinister; sneu; spijtig; teneergeslagen; terneergeslagen; verdacht; verdrietig
|
vago
|
onduidelijk; wollig
|
beneveld; bleek; dreigend; duister; eng; flauw; flets; heiig; huiveringwekkend; louche; luguber; lui; mistig; nevelachtig; nevelig; niet doorzichtig; niet duidelijk; niet helder; niet zeker; niets doend; onbepaald; onbestemd; onbetrouwbaar; ondoorzichtig; onduidelijk; ongewis; onguur; onheilspellend; onhelder; onklaar; onoverzichtelijk; onvast; schemerig; schimmig; sinister; troebel; vaag; vagelijk; verdacht; verschoten; wazig
|