Nederlands
Uitgebreide vertaling voor wit (Nederlands) in het Spaans
wit:
-
wit (wit van huidskleur; blank)
blanco; paliducho; pálido; incoloro; sin pintar-
blanco bijvoeglijk naamwoord
-
paliducho bijvoeglijk naamwoord
-
pálido bijvoeglijk naamwoord
-
incoloro bijvoeglijk naamwoord
-
sin pintar bijvoeglijk naamwoord
-
-
wit (bleek van gelaatskleur; bleek)
-
wit (spierwit; doodsbleek; sneeuwwit; lijkbleek; lijkwit)
pálidisimo; pálido como un muerto; paliducho; pálido como el papel; más pálido que un muerto-
pálidisimo bijvoeglijk naamwoord
-
pálido como un muerto bijvoeglijk naamwoord
-
paliducho bijvoeglijk naamwoord
-
pálido como el papel bijvoeglijk naamwoord
-
más pálido que un muerto bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor wit:
Verwante woorden van "wit":
Synoniemen voor "wit":
Antoniemen van "wit":
Verwante definities voor "wit":
Wiktionary: wit
wit
Cross Translation:
adjective
-
kleur
- wit → blanco
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• wit | → blanco; blancura | ↔ Weiß — ein weißer Farbton |
• wit | → blanco | ↔ weiß — eine unbunte Farbe habend, die hellste Farbe im digitalen RGB-Farbraum, die die Werte rot = 255; grün = 255; blau = 255 hat. |
• wit | → blanco | ↔ white — bright and colourless |
• wit | → blanco | ↔ white — color/colour |
• wit | → blanco; cano | ↔ blanc — blanc (sens général) |
• wit | → intención; fin; objetivo; finalidad; blanco | ↔ dessein — Intention d’exécuter quelque chose (sens général) |
witten:
-
witten (sausen; kalken)
blanquear; garabatear; encalar; enjalbegar-
blanquear werkwoord
-
garabatear werkwoord
-
encalar werkwoord
-
enjalbegar werkwoord
-
Conjugations for witten:
o.t.t.
- wit
- wit
- wit
- witten
- witten
- witten
o.v.t.
- witte
- witte
- witte
- witten
- witten
- witten
v.t.t.
- heb gewit
- hebt gewit
- heeft gewit
- hebben gewit
- hebben gewit
- hebben gewit
v.v.t.
- had gewit
- had gewit
- had gewit
- hadden gewit
- hadden gewit
- hadden gewit
o.t.t.t.
- zal witten
- zult witten
- zal witten
- zullen witten
- zullen witten
- zullen witten
o.v.t.t.
- zou witten
- zou witten
- zou witten
- zouden witten
- zouden witten
- zouden witten
diversen
- wit!
- wit!
- gewit
- wittend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor witten:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
blanquear | kalken; sausen; witten | bleek worden; bleken; legaliseren; logen; opbleken; verbleken; wit worden; witwassen |
encalar | kalken; sausen; witten | |
enjalbegar | kalken; sausen; witten | |
garabatear | kalken; sausen; witten | kalken; kladden; krabbelen |