Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor wegvreten (Nederlands) in het Spaans

wegvreten:

wegvreten werkwoord (vreet weg, vrat weg, vraten weg, weggevreten)

  1. wegvreten (eroderen)
    morder; carcomer; corroer; descomponerse; gastar; digerir; pudrirse; digerirse; corroerse

Conjugations for wegvreten:

o.t.t.
  1. vreet weg
  2. vreet weg
  3. vreet weg
  4. vreten weg
  5. vreten weg
  6. vreten weg
o.v.t.
  1. vrat weg
  2. vrat weg
  3. vrat weg
  4. vraten weg
  5. vraten weg
  6. vraten weg
v.t.t.
  1. heb weggevreten
  2. hebt weggevreten
  3. heeft weggevreten
  4. hebben weggevreten
  5. hebben weggevreten
  6. hebben weggevreten
v.v.t.
  1. had weggevreten
  2. had weggevreten
  3. had weggevreten
  4. hadden weggevreten
  5. hadden weggevreten
  6. hadden weggevreten
o.t.t.t.
  1. zal wegvreten
  2. zult wegvreten
  3. zal wegvreten
  4. zullen wegvreten
  5. zullen wegvreten
  6. zullen wegvreten
o.v.t.t.
  1. zou wegvreten
  2. zou wegvreten
  3. zou wegvreten
  4. zouden wegvreten
  5. zouden wegvreten
  6. zouden wegvreten
diversen
  1. vreet weg!
  2. vreet weg!
  3. weggevreten
  4. wegvretend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor wegvreten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gastar slijten; verslijten
morder aanbijten; bijten; happen in; toehappen
pudrirse afrotten
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
carcomer eroderen; wegvreten opeten; opvreten; vreten
corroer eroderen; wegvreten doorleven; doorstaan; inbijten; invreten; verdragen; verduren; verteren
corroerse eroderen; wegvreten afrotten; door roest ingevreten worden; doorleven; doorstaan; inroesten; roesten; verdragen; verduren; verroesten; verteren
descomponerse eroderen; wegvreten afdragen; afrotten; doorleven; doorstaan; ontbinden; rotten; slijten; verdragen; verduren; vergaan; verrotten; verslijten; verteren; wegrotten
digerir eroderen; wegvreten doorleven; doorstaan; opeten; opvreten; verbijten; verdragen; verduren; verkroppen; verstouwen; verstuwen; verteren; verwerken; vreten
digerirse eroderen; wegvreten afrotten; doorleven; doorstaan; opeten; opvreten; verdragen; verduren; verteren; vreten
gastar eroderen; wegvreten aanwenden; benutten; doorjagen; doorleven; doorstaan; gebruik maken van; gebruiken; iets uitgeven; kosten maken; opmaken; toepassen; uitgeven voor een maaltijd; verbruiken; verdragen; verduren; verstoken; verteren; verwerken; wegslijten
morder eroderen; wegvreten inetsen; knagen; knauwen; snerpen
pudrirse eroderen; wegvreten afrotten; bederven; doorleven; doorstaan; ontbinden; rotten; verdragen; verduren; vergaan; verrotten; verteren; wegrotten