Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. wegbikken:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor wegbikken (Nederlands) in het Spaans

wegbikken:

wegbikken werkwoord (bik weg, bikt weg, bikte weg, bikten weg, weggebikt)

  1. wegbikken (afbikken)
    picar; escodar; descafilar

Conjugations for wegbikken:

o.t.t.
  1. bik weg
  2. bikt weg
  3. bikt weg
  4. bikken weg
  5. bikken weg
  6. bikken weg
o.v.t.
  1. bikte weg
  2. bikte weg
  3. bikte weg
  4. bikten weg
  5. bikten weg
  6. bikten weg
v.t.t.
  1. heb weggebikt
  2. hebt weggebikt
  3. heeft weggebikt
  4. hebben weggebikt
  5. hebben weggebikt
  6. hebben weggebikt
v.v.t.
  1. had weggebikt
  2. had weggebikt
  3. had weggebikt
  4. hadden weggebikt
  5. hadden weggebikt
  6. hadden weggebikt
o.t.t.t.
  1. zal wegbikken
  2. zult wegbikken
  3. zal wegbikken
  4. zullen wegbikken
  5. zullen wegbikken
  6. zullen wegbikken
o.v.t.t.
  1. zou wegbikken
  2. zou wegbikken
  3. zou wegbikken
  4. zouden wegbikken
  5. zouden wegbikken
  6. zouden wegbikken
diversen
  1. bik weg!
  2. bikt weg!
  3. weggebikt
  4. wegbikkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

wegbikken [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. wegbikken (afbikken; bikken)
    el escudar
    • escudar [el ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor wegbikken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
escudar afbikken; bikken; wegbikken
picar happen in; toehappen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
descafilar afbikken; wegbikken
escodar afbikken; wegbikken
picar afbikken; wegbikken aanbijten; aanleiding geven tot; aanvreten; afbedelen; afsnijden; bikken; bomen kappen; doorsteken; een inkeping maken; erdoor steken; eten; hakken; houwen; inbijten; inetsen; inkepen; inkerven; invreten; kappen; kartelen; kartels krijgen; kepen; kerven; kietelen; kittelen; kriebelen; naar binnen werken; omhakken; ophitsen; prikken; provoceren; snijden; steken; steken geven; uitdagen; uitlokken; vellen