Nederlands
Uitgebreide vertaling voor wees (Nederlands) in het Spaans
wees:
-
de wees (weeskind)
Vertaal Matrix voor wees:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
huérfano | wees; weeskind |
Verwante woorden van "wees":
wees vorm van wijzen:
-
wijzen (attenderen)
advertir; llamar la atención sobre; hacer referencia; dar informes; informar; informar acerca de-
advertir werkwoord
-
llamar la atención sobre werkwoord
-
hacer referencia werkwoord
-
dar informes werkwoord
-
informar werkwoord
-
informar acerca de werkwoord
-
-
wijzen (iets aanwijzen; aanduiden; indiceren; aangeven)
Conjugations for wijzen:
o.t.t.
- wijs
- wijst
- wijst
- wijzen
- wijzen
- wijzen
o.v.t.
- wees
- wees
- wees
- wezen
- wezen
- wezen
v.t.t.
- heb gewezen
- hebt gewezen
- heeft gewezen
- hebben gewezen
- hebben gewezen
- hebben gewezen
v.v.t.
- had gewezen
- had gewezen
- had gewezen
- hadden gewezen
- hadden gewezen
- hadden gewezen
o.t.t.t.
- zal wijzen
- zult wijzen
- zal wijzen
- zullen wijzen
- zullen wijzen
- zullen wijzen
o.v.t.t.
- zou wijzen
- zou wijzen
- zou wijzen
- zouden wijzen
- zouden wijzen
- zouden wijzen
diversen
- wijs!
- wijst!
- gewezen
- wijzend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor wijzen:
Verwante woorden van "wijzen":
Verwante definities voor "wijzen":
Wiktionary: wijzen
wijzen
Cross Translation:
verb
-
(inergatief) met de (wijs)vinger, hand of arm in een richting duiden
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• wijzen | → indicar; apuntar | ↔ point — to extend finger |
• wijzen | → señalar | ↔ weisen — auf etwas zeigen |
• wijzen | → mostrar | ↔ weisen — jemandem etwas zeigen |
• wijzen | → indicar | ↔ zeigen — auf etwas zeigen: (meist mit dem Finger) in die Richtung von etwas deuten |
• wijzen | → designar; adscribir | ↔ désigner — Traduction à trier |
• wijzen | → indicar; enseñar; mostrar; señalar | ↔ indiquer — montrer, désigner une personne ou une chose. |
• wijzen | → mostrar; indicar; señalar; enseñar | ↔ montrer — faire voir ; exposer aux regards. |
wees vorm van wee:
-
de wee (perswee)
la contracción
-
wee (bleekjes; zwak; ziekelijk; slap; pips; slapjes)
cansado; algo mareado; poco resistente; flojo; blando; enfermizo; en baja forma; pálido; escaso; lacio; frágil; fláccido; achacoso; sin fuerza-
cansado bijvoeglijk naamwoord
-
algo mareado bijvoeglijk naamwoord
-
poco resistente bijvoeglijk naamwoord
-
flojo bijvoeglijk naamwoord
-
blando bijvoeglijk naamwoord
-
enfermizo bijvoeglijk naamwoord
-
en baja forma bijvoeglijk naamwoord
-
pálido bijvoeglijk naamwoord
-
escaso bijvoeglijk naamwoord
-
lacio bijvoeglijk naamwoord
-
frágil bijvoeglijk naamwoord
-
fláccido bijvoeglijk naamwoord
-
achacoso bijvoeglijk naamwoord
-
sin fuerza bijvoeglijk naamwoord
-
-
wee (helaas; och)
desgraciadamente; por desgracia-
desgraciadamente bijvoeglijk naamwoord
-
por desgracia bijvoeglijk naamwoord
-