Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. vuurtje:
  2. vuur:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor vuurtje (Nederlands) in het Spaans

vuurtje:

vuurtje [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het vuurtje
    la lumbre; el fuego; la luz
    • lumbre [la ~] zelfstandig naamwoord
    • fuego [el ~] zelfstandig naamwoord
    • luz [la ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor vuurtje:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fuego vuurtje brand; drift; felheid; fik; genoegen; genot; haardvuur; hartstocht; heftigheid; hevigheid; intensiteit; kracht; lust; passie; vuur; wellust
lumbre vuurtje glans; gloed; haardvuur; helderheid; klaarheid; levenslicht; lichtsterkte
luz vuurtje flakkering; flikkering; geflikker; helderheid; klaarheid; lamp; lantaarn; levenslicht; lichtje; lichtsterkte; schijn; schittering; verlichtingstoestel

Verwante woorden van "vuurtje":


Wiktionary: vuurtje


Cross Translation:
FromToVia
vuurtje fuego; mechero light — flame or something used to create fire

vuur:

vuur [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het vuur (brand; fik)
    el fuego; el incendio
    • fuego [el ~] zelfstandig naamwoord
    • incendio [el ~] zelfstandig naamwoord
  2. het vuur (elan; pit; gloed; vlam)
    el ardor; el brío; el garbo; el ímpetu; el entusiasmo
    • ardor [el ~] zelfstandig naamwoord
    • brío [el ~] zelfstandig naamwoord
    • garbo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • ímpetu [el ~] zelfstandig naamwoord
    • entusiasmo [el ~] zelfstandig naamwoord
  3. het vuur (passie; hartstocht; drift)
    la pasión; el fuego; el ardor; la energía; el impulso; el garbo
    • pasión [la ~] zelfstandig naamwoord
    • fuego [el ~] zelfstandig naamwoord
    • ardor [el ~] zelfstandig naamwoord
    • energía [la ~] zelfstandig naamwoord
    • impulso [el ~] zelfstandig naamwoord
    • garbo [el ~] zelfstandig naamwoord
  4. het vuur (passie; hartstocht; overgave; )
    la pasión
    • pasión [la ~] zelfstandig naamwoord
  5. het vuur (houtvuur)
    el fuego de leña

Vertaal Matrix voor vuur:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ardor drift; elan; gloed; hartstocht; passie; pit; vlam; vuur aandrift; begeren; bruine rot; daadkracht; drift; driftstroom; energie; esprit; felheid; fut; gloed; gloeiing; heftigheid; hevigheid; hitte; houtrot; ijver; ijverigheid; instinct; intensiteit; kracht; lust; momentum; naarstigheid; nijverheid; noestigheid; puf; seksuele begeerte; smachten; verlangen; vlijt; vlijtigheid; voortgedreven vee; warmte; wensen; werklust; werkzaamheid; ziel; zucht
brío elan; gloed; pit; vlam; vuur felheid; heftigheid; hevigheid; intensiteit; kracht
energía drift; hartstocht; passie; vuur aandrift; capaciteit; daadkracht; daadkrachtigheid; doortastendheid; dynamiek; electrische stroom; energie; esprit; felheid; fiksheid; fut; invloed; kracht; krachtdadigheid; macht; momentum; puf; sterkte; stroom; stuwkracht; vermogen; voortstuwing; voortvarendheid; werklust
entusiasmo elan; gloed; pit; vlam; vuur aandrift; animo; belangstelling; betovering; bevlogenheid; bezieling; daadkracht; energie; enthousiasme; esprit; extase; fascinatie; fut; geboeidheid; gedrevenheid; geestdrift; geestvervoering; ijver; ijverigheid; interesse; kracht; krachtdadigheid; momentum; naarstigheid; nijverheid; noestigheid; opgetogenheid; puf; trance; uitbundigheid; uitgelatenheid; verrukking; vervoering; vlijt; vlijtigheid; voortvarendheid; werklust; werkzaamheid; zin
fuego brand; drift; fik; hartstocht; passie; vuur drift; felheid; genoegen; genot; haardvuur; heftigheid; hevigheid; intensiteit; kracht; lust; vuurtje; wellust
fuego de leña houtvuur; vuur
garbo drift; elan; gloed; hartstocht; passie; pit; vlam; vuur aanlokkelijkheid; aantrekkelijkheid; aantrekkingskracht; bekoorlijkheid; bekoring; betovering; charme; fascinatie; goedgunstigheid; gratie; welwillendheid
impulso drift; hartstocht; passie; vuur aandrang; aandrift; aanmoediging; aansporing; aanzet; animering; drang; drift; gevoel; impuls; initiatief; instinct; intuïtie; neiging; opwekking; prikkel; stagnatie; stimulans; stimulering; stuwing
incendio brand; fik; vuur brand
pasión drift; gloed; hartstocht; hartstochtelijkheid; overgave; passie; vurigheid; vuur aandrift; drift; genegenheid; genoegen; genot; innigheid; instinct; jool; leut; liefde; lust; plezier; pret; seksuele begeerte; wellust
ímpetu elan; gloed; pit; vlam; vuur felheid; gedrevenheid; heftigheid; hevigheid; ijver; ijverigheid; intensiteit; kracht; naarstigheid; nijverheid; noestigheid; onbeheerstheid; onbesuisdheid; overmoed; roekeloosheid; vermetelheid; vlijt; vlijtigheid; waaghalzerij; werklust; werkzaamheid

Verwante woorden van "vuur":


Verwante definities voor "vuur":

  1. enthousiasme en geestdrift1
    • met vuur heeft hij zijn plan verdedigd1
  2. licht en vlammen die je ziet als iets brandt1
    • toen de fabriek in brand stond, zagen we een groot vuur1

Wiktionary: vuur

vuur
noun
  1. een lichtend verschijnsel dat onstaat wanneer iets verbrandt

Cross Translation:
FromToVia
vuur fuego fire — oxidation reaction
vuur fuego; estufa fire — something that has produced or is capable of producing this chemical reaction
vuur fuego fire — alchemy: one of the four basic elements
vuur horno; estufa fire — heater or stove
vuur fuego fire — the elements of a fire
vuur disparo; tiro fire — in-flight bullets
vuur fuego; ametrallamiento Beschussmilitärisch: Vorgang des Schießens (über längere Zeit hindurch) auf jemanden oder etwas
vuur fuego Feuer — menschlich kontrollierter Verbrennungsvorgang, hauptsächlich, um die Wärme zu nutzen
vuur fuego Feuer — Leuchterscheinung und Wärmeabgabe beim Verbrennen
vuur ardor ardeurchaleur vif, extrême.
vuur fervor ferveurardeur, zèle, sentiment vif et affectueux avec lequel on se porter aux choses de piété, de charité, etc.
vuur fuego feu — Dégagement d’énergie calorifique par une combustion.
vuur celo; cuidado; fervor zèlevif ardeur pour appliquer les consignes et les règlements à la lettre, ou plus généralement pour le maintien ou le succès de quelque chose pousser à l’extrême le travail sans prendre la moindre initiative pour l’alléger en l’[[interpr