Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. vruchtdragend:
  2. vruchtdragen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor vruchtdragend (Nederlands) in het Spaans

vruchtdragend:

vruchtdragend bijvoeglijk naamwoord

  1. vruchtdragend
    fructífero

Vertaal Matrix voor vruchtdragend:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fructífero vruchtdragend bruikbaar; nuttig; praktisch; voordelig

Verwante woorden van "vruchtdragend":

  • vruchtdragende

vruchtdragend vorm van vruchtdragen:

vruchtdragen werkwoord (draag vrucht, draagt vrucht, droeg vrucht, droegen vrucht, vrucht gedragen)

  1. vruchtdragen

Conjugations for vruchtdragen:

o.t.t.
  1. draag vrucht
  2. draagt vrucht
  3. draagt vrucht
  4. dragen vrucht
  5. dragen vrucht
  6. dragen vrucht
o.v.t.
  1. droeg vrucht
  2. droeg vrucht
  3. droeg vrucht
  4. droegen vrucht
  5. droegen vrucht
  6. droegen vrucht
v.t.t.
  1. heb vrucht gedragen
  2. hebt vrucht gedragen
  3. heeft vrucht gedragen
  4. hebben vrucht gedragen
  5. hebben vrucht gedragen
  6. hebben vrucht gedragen
v.v.t.
  1. had vrucht gedragen
  2. had vrucht gedragen
  3. had vrucht gedragen
  4. hadden vrucht gedragen
  5. hadden vrucht gedragen
  6. hadden vrucht gedragen
o.t.t.t.
  1. zal vruchtdragen
  2. zult vruchtdragen
  3. zal vruchtdragen
  4. zullen vruchtdragen
  5. zullen vruchtdragen
  6. zullen vruchtdragen
o.v.t.t.
  1. zou vruchtdragen
  2. zou vruchtdragen
  3. zou vruchtdragen
  4. zouden vruchtdragen
  5. zouden vruchtdragen
  6. zouden vruchtdragen
diversen
  1. draag vrucht!
  2. draagt vrucht!
  3. vrucht gedragen
  4. vruchtdragend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor vruchtdragen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fructificar vruchtdragen