Overzicht
Nederlands naar Spaans: Meer gegevens...
- vrijgegeven:
- vrijgeven:
-
Wiktionary:
- vrijgeven → divulgar
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor vrijgegeven (Nederlands) in het Spaans
vrijgegeven:
-
vrijgegeven
relajado; liberado; desbloqueado; redimido-
relajado bijvoeglijk naamwoord
-
liberado bijvoeglijk naamwoord
-
desbloqueado bijvoeglijk naamwoord
-
redimido bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor vrijgegeven:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
liberado | losgelatene; vrijgelatene | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
desbloqueado | vrijgegeven | |
liberado | vrijgegeven | bevrijd; gered; verlost; vrijgesteld |
redimido | vrijgegeven | bevrijd; gered; verlost |
relajado | vrijgegeven | losjes; luchthartig; luchtig; speels |
vrijgeven:
-
vrijgeven (toegankelijk maken; openstellen; openen)
abrir; hacer público; descubrir; abrirse; abrirse paso-
abrir werkwoord
-
hacer público werkwoord
-
descubrir werkwoord
-
abrirse werkwoord
-
abrirse paso werkwoord
-
-
vrijgeven (vrijaf geven)
dejar; aflojar; arriar; dejar correr; dejar ir a una persona; dejar marchar a una persona-
dejar werkwoord
-
aflojar werkwoord
-
arriar werkwoord
-
dejar correr werkwoord
-
dejar ir a una persona werkwoord
-
dejar marchar a una persona werkwoord
-
-
vrijgeven
Conjugations for vrijgeven:
o.t.t.
- geef vrij
- geeft vrij
- geeft vrij
- geven vrij
- geven vrij
- geven vrij
o.v.t.
- gaf vrij
- gaf vrij
- gaf vrij
- gaven vrij
- gaven vrij
- gaven vrij
v.t.t.
- heb vrijgegeven
- hebt vrijgegeven
- heeft vrijgegeven
- hebben vrijgegeven
- hebben vrijgegeven
- hebben vrijgegeven
v.v.t.
- had vrijgegeven
- had vrijgegeven
- had vrijgegeven
- hadden vrijgegeven
- hadden vrijgegeven
- hadden vrijgegeven
o.t.t.t.
- zal vrijgeven
- zult vrijgeven
- zal vrijgeven
- zullen vrijgeven
- zullen vrijgeven
- zullen vrijgeven
o.v.t.t.
- zou vrijgeven
- zou vrijgeven
- zou vrijgeven
- zouden vrijgeven
- zouden vrijgeven
- zouden vrijgeven
diversen
- geef vrij!
- geeft vrij!
- vrijgegeven
- vrijgevend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze