Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. voorzetten:
  2. voorzet:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor voorzetten (Nederlands) in het Spaans

voorzetten:

voorzetten [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het voorzetten (voorplakken; aanhechten; voorvoegen)
    la junta preparatoria

voorzetten werkwoord (zet voor, zette voor, zetten voor, voorgezet)

  1. voorzetten (opdienen; bedienen; opdissen; aan tafel bedienen)

Conjugations for voorzetten:

o.t.t.
  1. zet voor
  2. zet voor
  3. zet voor
  4. zetten voor
  5. zetten voor
  6. zetten voor
o.v.t.
  1. zette voor
  2. zette voor
  3. zette voor
  4. zetten voor
  5. zetten voor
  6. zetten voor
v.t.t.
  1. heb voorgezet
  2. hebt voorgezet
  3. heeft voorgezet
  4. hebben voorgezet
  5. hebben voorgezet
  6. hebben voorgezet
v.v.t.
  1. had voorgezet
  2. had voorgezet
  3. had voorgezet
  4. hadden voorgezet
  5. hadden voorgezet
  6. hadden voorgezet
o.t.t.t.
  1. zal voorzetten
  2. zult voorzetten
  3. zal voorzetten
  4. zullen voorzetten
  5. zullen voorzetten
  6. zullen voorzetten
o.v.t.t.
  1. zou voorzetten
  2. zou voorzetten
  3. zou voorzetten
  4. zouden voorzetten
  5. zouden voorzetten
  6. zouden voorzetten
diversen
  1. zet voor!
  2. zet voor!
  3. voorgezet
  4. voorzettend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor voorzetten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
junta preparatoria aanhechten; voorplakken; voorvoegen; voorzetten
servir opdienen; serveren
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
poner delante aan tafel bedienen; bedienen; opdienen; opdissen; voorzetten voorschotelen
servir aan tafel bedienen; bedienen; opdienen; opdissen; voorzetten assisteren; bedienen; bijgieten; bijspringen; bijstaan; dienen; dienst doen; doneren; eten opscheppen; gerieven; geven; gunnen; gunst verlenen; handreiken; helpen; inschenken; intappen; knoppen bedienen; ondersteunen; opscheppen; schenken; seconderen; serveren; tappen; van dienst zijn; voorschotelen; weldoen
servir en la mesa aan tafel bedienen; bedienen; opdienen; opdissen; voorzetten voorschotelen

Verwante woorden van "voorzetten":


Wiktionary: voorzetten


Cross Translation:
FromToVia
voorzetten asistir assist — to make a pass in a sport

voorzetten vorm van voorzet:

voorzet [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de voorzet
    el saque; el centro chut

Vertaal Matrix voor voorzet:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
centro chut voorzet
saque voorzet aftrap; ingooi; inworp; klantendienst; klantenservice

Verwante woorden van "voorzet":