Nederlands
Uitgebreide vertaling voor voorwerk (Nederlands) in het Spaans
voorwerk:
-
het voorwerk
la preparación
Vertaal Matrix voor voorwerk:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
preparación | voorwerk | voorbereiden; voorbereiding; voorbewerking |
Verwante woorden van "voorwerk":
voorwerken:
-
voorwerken (prepareren; voorbewerken)
-
voorwerken (vooruitwerken)
mostrar un trabajo; trabajar con previsión; trabajar por adelantado; trabajar con antelación-
mostrar un trabajo werkwoord
-
trabajar con previsión werkwoord
-
trabajar por adelantado werkwoord
-
trabajar con antelación werkwoord
-
Conjugations for voorwerken:
o.t.t.
- werk voor
- werkt voor
- werkt voor
- werken voor
- werken voor
- werken voor
o.v.t.
- werkte voor
- werkte voor
- werkte voor
- werkten voor
- werkten voor
- werkten voor
v.t.t.
- heb voorgewerkt
- hebt voorgewerkt
- heeft voorgewerkt
- hebben voorgewerkt
- hebben voorgewerkt
- hebben voorgewerkt
v.v.t.
- had voorgewerkt
- had voorgewerkt
- had voorgewerkt
- hadden voorgewerkt
- hadden voorgewerkt
- hadden voorgewerkt
o.t.t.t.
- zal voorwerken
- zult voorwerken
- zal voorwerken
- zullen voorwerken
- zullen voorwerken
- zullen voorwerken
o.v.t.t.
- zou voorwerken
- zou voorwerken
- zou voorwerken
- zouden voorwerken
- zouden voorwerken
- zouden voorwerken
diversen
- werk voor!
- werkt voor!
- voorgewerkt
- voorwerkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor voorwerken:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
preparar | bereiden; klaarmaken; toebereiden | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
mostrar un trabajo | vooruitwerken; voorwerken | |
preparar | prepareren; voorbewerken; voorwerken | alvast neerzetten; bereiden; brouwen; eten bereiden; gereed maken; gereedmaken; iets toebereiden; klaarmaken; klaarzetten; koken; kokkerellen; prepareren; toebereiden; voorbereiden; voorbereiding treffen; voorbereidingen treffen |
trabajar con antelación | vooruitwerken; voorwerken | |
trabajar con previsión | vooruitwerken; voorwerken | |
trabajar por adelantado | vooruitwerken; voorwerken |