Nederlands
Uitgebreide vertaling voor vooruitsteken (Nederlands) in het Spaans
vooruitsteken:
vooruitsteken werkwoord (steek vooruit, steekt vooruit, stak vooruit, staken vooruit, vooruitgestoken)
-
vooruitsteken (vooruitspringen)
Conjugations for vooruitsteken:
o.t.t.
- steek vooruit
- steekt vooruit
- steekt vooruit
- steken vooruit
- steken vooruit
- steken vooruit
o.v.t.
- stak vooruit
- stak vooruit
- stak vooruit
- staken vooruit
- staken vooruit
- staken vooruit
v.t.t.
- heb vooruitgestoken
- hebt vooruitgestoken
- heeft vooruitgestoken
- hebben vooruitgestoken
- hebben vooruitgestoken
- hebben vooruitgestoken
v.v.t.
- had vooruitgestoken
- had vooruitgestoken
- had vooruitgestoken
- hadden vooruitgestoken
- hadden vooruitgestoken
- hadden vooruitgestoken
o.t.t.t.
- zal vooruitsteken
- zult vooruitsteken
- zal vooruitsteken
- zullen vooruitsteken
- zullen vooruitsteken
- zullen vooruitsteken
o.v.t.t.
- zou vooruitsteken
- zou vooruitsteken
- zou vooruitsteken
- zouden vooruitsteken
- zouden vooruitsteken
- zouden vooruitsteken
diversen
- steek vooruit!
- steekt vooruit!
- vooruitgestoken
- vooruitstekend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor vooruitsteken:
Computer vertaling door derden: