Home ->Woordenboeken ->Nederlands/Spaans ->Vertaal voordeeltje

Vertaal voordeeltje van Nederlands naar Spaans

Overzicht

Nederlands naar Spaans: Meer gegevens...

voordeeltje:
- ventaja
voordeel:
- suerte; golpecito de suerte; chollo; golpe de suerte; ganga; ventaja; breva; golpe de fortuna
Wiktionary:
- voordeel → ventaja, baza
- voordeel → ventaja, provecho, beneficio, bendición, influencia, beneficios, ganancia, interés, importancia, lucro

Nederlands

Uitgebreide vertaling voor voordeeltje (Nederlands) in het Spaans

voordeeltje:

voordeeltje [het ~] zelfstandig naamwoord

het voordeeltje
la ventaja
- ventaja [la ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor voordeeltje:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
ventaja	voordeeltje	baat; buitenkans; gewin; mazzel; meevaller; meevallertje; nut; nuttigheid; profijt; tref; voordeel; winst

Verwante woorden van "voordeeltje":

voordeeltjes, voordeel

voordeel:

voordeel [het ~] zelfstandig naamwoord

het voordeel (meevaller; gelukkig toeval; opsteker; buitenkansje)
la suerte; el golpecito de suerte; el chollo; el golpe de suerte; la ganga
- suerte [la ~] zelfstandig naamwoord
- golpecito de suerte [el ~] zelfstandig naamwoord
- chollo [el ~] zelfstandig naamwoord
- golpe de suerte [el ~] zelfstandig naamwoord
- ganga [la ~] zelfstandig naamwoord
het voordeel (buitenkans; meevaller)
la ventaja; la breva; la ganga; la golpe de fortuna
- ventaja [la ~] zelfstandig naamwoord
- breva [la ~] zelfstandig naamwoord
- ganga [la ~] zelfstandig naamwoord
- golpe de fortuna [la ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor voordeel:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
breva	buitenkans; meevaller; voordeel
chollo	buitenkansje; gelukkig toeval; meevaller; opsteker; voordeel	gelukje; spotkoopje
ganga	buitenkans; buitenkansje; gelukkig toeval; meevaller; opsteker; voordeel	aanbieding; baat; fortuintje; gelukje; gewin; koopje; mazzeltje; profijt; spotkoopje; winst
golpe de fortuna	buitenkans; meevaller; voordeel	fortuin; fortuintje; geluk; gelukje; gelukkigheid; het gelukkig-zijn; mazzel; mazzeltje; meevaller; meevallertje; tref
golpe de suerte	buitenkansje; gelukkig toeval; meevaller; opsteker; voordeel	absolute meevaller; buitenkansje; fortuintje; gelukje; geluksstoot; gelukstreffer; klapper; mazzeltje; meevallertje; toevalstreffer; topper; tref; treffer
golpecito de suerte	buitenkansje; gelukkig toeval; meevaller; opsteker; voordeel	gelukje; mazzeltje; meevallertje; tref
suerte	buitenkansje; gelukkig toeval; meevaller; opsteker; voordeel	aard; fortuintje; gelukje; klasse; levenslot; mazzeltje; onderverdeling; toeval; toevalligheid
ventaja	buitenkans; meevaller; voordeel	baat; gewin; mazzel; meevaller; meevallertje; nut; nuttigheid; profijt; tref; voordeeltje; winst
-	profijt

Verwante woorden van "voordeel":

voordeeltje

Synoniemen voor "voordeel":

profijt

Antoniemen van "voordeel":

bezwaar; nadeel

Verwante definities voor "voordeel":

het gunstige effect¹
- zo'n handige buurman, daar heb ik veel voordeel van¹

Wiktionary: voordeel

voordeel

noun

profijt
- voordeel → ventaja
aangename eigenschap
- voordeel → baza

Cross Translation:

From	To	Via
• voordeel	→ ventaja	↔ advantage — any condition, circumstance, opportunity, or means, particularly favorable to success
• voordeel	→ ventaja	↔ advantage — superiority; mastery
• voordeel	→ provecho; beneficio	↔ advantage — superiority of state, or that which gives it
• voordeel	→ ventaja	↔ advantage — the score where one player wins a point after deuce
• voordeel	→ beneficio; ventaja	↔ benefit — advantage, help or aid
• voordeel	→ bendición; ventaja	↔ boon — A blessing or benefit
• voordeel	→ influencia	↔ leverage — any influence which is compounded or used to gain an advantage
• voordeel	→ beneficios	↔ perquisite — benefit beyond salary
• voordeel	→ ventaja; provecho	↔ Vorteil — positiver Aspekt oder Effekt einer Sache
• voordeel	→ ventaja; provecho	↔ Vorteil — im Mannschaftssport eine bestimmte Situation zugunsten einer beteiligten Mannschaft
• voordeel	→ ventaja; provecho; ganancia	↔ avantage — Utilité, profit, faveur, bénéfice.
• voordeel	→ provecho; ventaja; interés; importancia	↔ intérêt — Ce qui importer, ce qui convient, en quelque manière que ce soit, à l’utilité, à l’avantage d’une personne ou d’une collectivité, d’un individu ou d’une personne morale, en ce qui concerner soit leur bien physique et matériel, soit leur bien
• voordeel	→ lucro	↔ lucre — profit plus ou moins licite que l'on rechercher dans une entreprise.

Verwante vertalingen van voordeeltje

een voordeeltje gunnen

¹Muiswerk Woordenboek