Overzicht
Nederlands naar Spaans: Meer gegevens...
- voer:
- varen:
- voeren:
-
Wiktionary:
- voer → pienso, forraje, pasto, pasto verde
- voer → alimentar, alimento, plato, manjar, pradera, dehesa, prado, pastizal, forraje, pasto verde
- varen → helecho
- varen → navegar, viajar, helecho
- voeren → aforrar, forrar
- voeren → alimentar, [[dar de comer]], transportar, resultar, salir, alcanzar, conseguir, lograr, conducir, transferir, trasladar
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor voer (Nederlands) in het Spaans
voer:
Vertaal Matrix voor voer:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
alimento para gallinas | veevoer; voeder; voer | |
forraje | veevoer; voeder; voer | groenvoer; veevoer |
Verwante woorden van "voer":
Wiktionary: voer
voer
Cross Translation:
noun
-
voedsel, inzonderlijk voor huisdieren en vee
- voer → pienso; forraje; pasto; pasto verde
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• voer | → alimentar | ↔ feed — food given to (especially herbivorous) animals |
• voer | → alimento | ↔ aliment — Ce qui se manger et servir à entretenir la vie. |
• voer | → alimento; plato; manjar | ↔ nourriture — aliment. |
• voer | → pradera; dehesa; prado; pastizal; alimento; forraje; pasto verde | ↔ pâture — éleva|fr nourriture des bêtes, des oiseaux, des poissons. |
voer vorm van varen:
-
varen (bevaren; navigeren)
-
varen (zeilen)
navegar a la vela; navegar; deslizar; navegar por-
navegar a la vela werkwoord
-
navegar werkwoord
-
deslizar werkwoord
-
navegar por werkwoord
-
Conjugations for varen:
o.t.t.
- vaar
- vaart
- vaart
- varen
- varen
- varen
o.v.t.
- voer
- voer
- voer
- voeren
- voeren
- voeren
v.t.t.
- heb gevaren
- hebt gevaren
- heeft gevaren
- hebben gevaren
- hebben gevaren
- hebben gevaren
v.v.t.
- had gevaren
- had gevaren
- had gevaren
- hadden gevaren
- hadden gevaren
- hadden gevaren
o.t.t.t.
- zal varen
- zult varen
- zal varen
- zullen varen
- zullen varen
- zullen varen
o.v.t.t.
- zou varen
- zou varen
- zou varen
- zouden varen
- zouden varen
- zouden varen
en verder
- ben gevaren
- bent gevaren
- is gevaren
- zijn gevaren
- zijn gevaren
- zijn gevaren
diversen
- vaar!
- vaart!
- gevaren
- varend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor varen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
deslizar | varen; zeilen | iemand iets toestoppen |
navegar | bevaren; navigeren; varen; zeilen | bevaren; koers zetten naar; koersen naar; kruisen; laveren; navigeren; opkruisen; oplaveren; stevenen; tegen de wind in varen |
navegar a la vela | varen; zeilen | |
navegar por | varen; zeilen | stevenen |
pilotar | bevaren; navigeren; varen | aanvoeren; bevel voeren over; binnenleiden; binnenloodsen; commanderen; leiden; leidinggeven |
Verwante definities voor "varen":
Wiktionary: varen
varen
Cross Translation:
noun
-
een sporenplant
- varen → helecho
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• varen | → navegar | ↔ cruise — to sail |
• varen | → viajar | ↔ fare — to travel |
• varen | → helecho | ↔ fern — plant |
• varen | → navegar | ↔ navigate — travel over water |
• varen | → helecho | ↔ fougère — (botanique) Plante aux grandes feuilles, dont les très nombreuses espèces constituent la classe des Filicinées, la plus importante classe des cryptogames vasculaires. |
• varen | → navegar | ↔ naviguer — aller sur mer, sur un lac, sur une rivière. |
voeren:
-
voeren (leiden; begeleiden; meevoeren)
-
voeren (te eten geven; voeden; voederen; spijzigen; eten geven)
Conjugations for voeren:
o.t.t.
- voer
- voert
- voert
- voeren
- voeren
- voeren
o.v.t.
- voerde
- voerde
- voerde
- voerden
- voerden
- voerden
v.t.t.
- heb gevoerd
- hebt gevoerd
- heeft gevoerd
- hebben gevoerd
- hebben gevoerd
- hebben gevoerd
v.v.t.
- had gevoerd
- had gevoerd
- had gevoerd
- hadden gevoerd
- hadden gevoerd
- hadden gevoerd
o.t.t.t.
- zal voeren
- zult voeren
- zal voeren
- zullen voeren
- zullen voeren
- zullen voeren
o.v.t.t.
- zou voeren
- zou voeren
- zou voeren
- zouden voeren
- zouden voeren
- zouden voeren
diversen
- voer!
- voert!
- gevoerd
- voerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
het voeren (voedingswaarde hebben; voedzaamheid)
-
het voeren (voer geven; voederen)
el dar de comer
Vertaal Matrix voor voeren:
Verwante woorden van "voeren":
Synoniemen voor "voeren":
Verwante definities voor "voeren":
Wiktionary: voeren
voeren
Cross Translation:
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• voeren | → alimentar; [[dar de comer]] | ↔ feed — to give food to eat |
• voeren | → transportar | ↔ transport — carry or bear from one place to another |
• voeren | → resultar; salir; alcanzar; conseguir; lograr | ↔ aboutir — toucher par un bout. |
• voeren | → conducir | ↔ conduire — mener, guider, diriger vers un lieu déterminé. |
• voeren | → transportar; transferir; trasladar | ↔ reporter — Traductions à trier suivant le sens |
• voeren | → transportar; transferir; trasladar | ↔ transporter — porter d’un lieu dans un autre. |