Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
aldeano
|
hork; kinkel; lomperd; proleet; vlegel
|
dorpeling; dorpelinge; dorpsbewoner; heikneuter
|
bruto
|
hork; kinkel; lomperd; proleet; vlegel
|
barbaar; boerenkinkel; brutale kerel; bruut; heikneuter; hufter; klootzak; lomperik; oetlul; ongelikte beer; onmens; rabauw; sodemieter; woesteling; wreedaard
|
campesino
|
hork; kinkel; lomperd; proleet; vlegel
|
agrariër; akkerbouwer; boer; boerenjongen; boerenkinkel; heikneuter; landarbeider; landbewoner; landbouwer
|
cateto
|
kinkel; lummel; pummel; vlegel
|
boerenkinkel; heikneuter; hufter; klootzak
|
desgraciado
|
hork; kinkel; lomperd; proleet; vlegel
|
bastaard; buitenechtelijk kind; drommel; ellendeling; etter; etterbak; galbak; klier; kreng; lelijkerd; mispunt; ongelukkige; schlemiel; schoft; schurk; slemiel; slungel; smeerlap; stakker; stuk ongeluk; stumper; sukkel; watje; zielenpiet
|
diablillo
|
bengel; boefje; deugniet; kwajongen; ondeugd; schavuit; schelm; vlegel
|
blaag; deugniet; duiveltje; guit; rakker; schalk; snaak; stinkerd
|
gamberro
|
hork; kinkel; lomperd; proleet; schoffie; vlegel; vlerk
|
bandiet; belhamel; boosdoener; booswicht; brutale kerel; druktemaker; herrieschopper; hufter; klootzak; nozem; onverlaat; oproerkraaier; raddraaier; raddraaister; rekel; rotjoch; rouwdouwer; rustverstoorder; ruw iemand; schoftje; slechtaard; snoodaard; stokebrand; stouterd; straatschender; zenuwlijder
|
golfillo
|
schoffie; vlegel; vlerk
|
jongen; rakker; rekel; stouterd; straatjongen; straatkind; vandaal; zwerfjongere
|
granjero
|
hork; kinkel; lomperd; proleet; vlegel
|
akkerbouwer; boerenkinkel; heikneuter
|
granuja
|
bengel; boefje; deugniet; hork; kinkel; kwajongen; lomperd; ondeugd; proleet; schavuit; schelm; vlegel
|
bandiet; boef; boerenkinkel; boosdoener; booswicht; eikel; fielt; heikneuter; hond; hufter; jongens; klootzak; lul; oetlul; onverlaat; picaro; rakkers; rekel; schavuit; schelm; schobbejak; schoelje; schoft; schurk; slechtaard; smeerlap; smiecht; smiek; snoodaard; sodemieter; stouterd
|
grosero
|
hork; kinkel; lomperd; proleet; vlegel
|
boer; boerenkinkel; brutale kerel; heikneuter; hufter; klootzak; lomperik; onbeschofte man; onhoffelijkheid
|
mal educado
|
hork; kinkel; lomperd; proleet; vlegel
|
boerenkinkel; brutale kerel; heikneuter; hufter; klootzak; lomperik
|
maleducado
|
hork; kinkel; lomperd; proleet; vlegel
|
brutale kerel
|
mastuerzo
|
hork; kinkel; lomperd; proleet; vlegel
|
klont; klonter; schar
|
miserable
|
hork; kinkel; lomperd; proleet; vlegel
|
ellendeling; galbak; klier; kreng; mispunt; schoft; schurk; smeerlap; stuk ongeluk
|
paleto
|
hork; kinkel; lomperd; lummel; proleet; pummel; vlegel
|
baard; boerenkinkel; boerenlul; heikneuter; hork; hufter; klojo; klootzak; lummel
|
palurdo
|
hork; kinkel; lomperd; proleet; vlegel
|
boerenkinkel; boerenlul; heikneuter; hork; hufter; klootzak; lomperik; lummel
|
patán
|
hork; kinkel; lomperd; proleet; vlegel
|
boerenkinkel; boerenlul; brutale kerel; heikneuter; hork; hufter; kaffer; klootzak; lomperik; lummel; oetlul; rotvent; snertvent; sodemieter
|
pedazón
|
hork; kinkel; lomperd; proleet; vlegel
|
brutale kerel; klont; klonter; schar
|
persona torpe
|
hork; kinkel; lomperd; proleet; vlegel
|
boerenkinkel; brutale kerel; heikneuter; hufter; klootzak; klungel; klungelaar; kruk; lomperik; stoethaspel; stumper
|
pillo
|
bengel; boefje; deugniet; kwajongen; ondeugd; schavuit; schelm; vlegel
|
boef; fielt; galgenbrok; galgentronie; leperd; leperik; rekel; schobbejak; schurk; snaak; stouterd
|
proleta
|
hork; kinkel; lomperd; proleet; vlegel
|
|
torpe
|
hork; kinkel; lomperd; proleet; vlegel
|
boerenkinkel; brutale kerel; heikneuter; hufter; klootzak; lomperik; ongelikte beer
|
travieso
|
schoffie; vlegel; vlerk
|
donderstraal
|
trozón
|
hork; kinkel; lomperd; proleet; vlegel
|
klont; klonter; schar
|
tunante
|
bengel; boefje; deugniet; kwajongen; ondeugd; schavuit; schelm; vlegel
|
blaag; boef; fielt; jongens; lelijkerd; mispunt; naarling; rakkers; rekel; rotzak; schobbejak; schoelje; schoft; schurk; smeerlap; smiecht; smiek; stinkerd; stouterd
|
Not Specified | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
torpe
|
|
klungelig; links
|
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
aldeano
|
|
aanmatigend; dorps; landelijk; onbeschaamd; onbeschoft; ongegeneerd; respectloos; rustiek
|
bruto
|
|
aanmatigend; aanstootgevend; aanstotelijk; agressief; banaal; barbaars; beestachtig; bot; bruto; bruut; dierlijk; dorps; gewelddadig; grof; inhumaan; kortaf; laag-bij-de-grond; lomp; meedogenloos; monsterlijk; onbehouwen; onbeschaafd; onbeschaamd; onbeschoft; onbewerkt; ongegeneerd; ongelikt; onmenselijk; onopgevoed; plat; platvloers; respectloos; ruw; schunnig; triviaal; vunzig; wreed; zonder omhaal
|
campesino
|
|
aanmatigend; dorps; landelijk; onbeschaamd; onbeschoft; ongegeneerd; respectloos; rustiek
|
desgraciado
|
|
betreurenswaardig; deerlijk; godgeklaagd; hemeltergend; jammer; jammerlijk; naar; naargeestig; onbevredigend; onfortuinlijk; ongelukkig; ontoereikend; onvoldoende; onvolwaardig; onzalig; rampspoedig; rouwig; schandalig; schandelijk; sneu; somber; spijtig; teleurstellend; ten hemel schreiend; treurig; verdrietig; verfoeilijk; vol tegenslag; zeer ergerlijk
|
grosero
|
|
aanmatigend; aanstootgevend; aanstotelijk; achterbaks; barbaars; beestachtig; boers; bot; brutaal; bruut; doortrapt; dorps; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; grof; grofgebouwd; honds; hondsbrutaal; hufterig; inhumaan; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; leep; listig; lomp; monsterlijk; onbehoorlijk; onbehouwen; onbeleefd; onbeschaafd; onbeschaamd; onbeschoft; onedel; ongegeneerd; ongelikt; ongemanierd; onhoffelijk; onmenselijk; onopgevoed; ordinair; plat; platvloers; ploertig; respectloos; ruw; schofterig; schunnig; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt; vrijpostig; vulgair; vunzig; wreed
|
mal educado
|
|
aanmatigend; bot; brutaal; dorps; hondsbrutaal; lomp; obsceen; onbehouwen; onbeschaafd; onbeschaamd; onbeschoft; ongegeneerd; ongelikt; onopgevoed; respectloos; schuin; vies; vlegelachtig; vrijpostig; vunzig; zedeloos
|
maleducado
|
|
aanmatigend; boers; bot; dorps; hufterig; lomp; onbehoorlijk; onbehouwen; onbeleefd; onbeschaafd; onbeschaamd; onbeschoft; ongegeneerd; ongelikt; ongemanierd; onhoffelijk; onopgevoed; respectloos
|
mastuerzo
|
|
aanmatigend; dorps; gebrekkig; knullig; krukkig; lomp; onbeholpen; onbeschaamd; onbeschoft; ongegeneerd; ongelikt; onhandig; respectloos; schutterig; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelig; uilachtig
|
miserable
|
|
armoedig; armzalig; bar; bedonderd; belazerd; beroerd; deerlijk; deerniswekkend; deplorabel; diep ongelukkig; ellendig; ellendige; erbarmelijk; erg; flodderig; haveloos; lamlendig; lamzalig; luizig; meelijwekkend; miserabel; ontzettend; pover; rampzalig; rouwig; schamel; schooierig; schrikaanjagend; schrikbarend; schrikwekkend; sjofel; sjofeltjes; treurig; verdrietig; verlopen; verschrikkelijk; vreselijk
|
palurdo
|
|
aanmatigend; aanstootgevend; aanstotelijk; dorps; onbeschaamd; onbeschoft; ongegeneerd; ongelikt; respectloos
|
pillo
|
|
bengelachtig; guitig; kwajongensachtig; ondeugend; schalkachtig; schalks; schelmachtig; schelms; snaaks; spotachtig
|
torpe
|
|
aanmatigend; achterlijk; afgestompt; bot; breinloos; dom; dorps; gebrekkig; geesteloos; harkerig; hersenloos; hoekig; idioot; kantig; klungelig; knullig; krukkig; log; lomp; onbeholpen; onbehouwen; onbenullig; onbeschaafd; onbeschaamd; onbeschoft; ongegeneerd; ongelikt; ongeschoold; ongetraind; onhandig; onnozel; onopgevoed; onsierlijk van gedaante; onverstandig; plomp; respectloos; scherp; schichtig; schrikachtig; schutterig; slungelig; stoethaspelig; stompzinnig; stumperig; stuntelig; stupide; sukkelend; sukkelig; uilachtig; verstandeloos; vlijmend; vlijmscherp; vreesachtig
|
travieso
|
|
baldadig; bengelachtig; ernaast; fout; foutief; guitig; jongensachtig; kwajongensachtig; mis; olijk; ondeugend; onjuist; onwaar; roekeloos; schalkachtig; schalks; schelmachtig; schelms; snaaks; spotachtig; ten onrechte; verkeerd
|