Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. vingeren:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor vingerend (Nederlands) in het Spaans

vingerend vorm van vingeren:

vingeren werkwoord (vinger, vingert, vingerde, vingerden, gevingerd)

  1. vingeren

Conjugations for vingeren:

o.t.t.
  1. vinger
  2. vingert
  3. vingert
  4. vingeren
  5. vingeren
  6. vingeren
o.v.t.
  1. vingerde
  2. vingerde
  3. vingerde
  4. vingerden
  5. vingerden
  6. vingerden
v.t.t.
  1. heb gevingerd
  2. hebt gevingerd
  3. heeft gevingerd
  4. hebben gevingerd
  5. hebben gevingerd
  6. hebben gevingerd
v.v.t.
  1. had gevingerd
  2. had gevingerd
  3. had gevingerd
  4. hadden gevingerd
  5. hadden gevingerd
  6. hadden gevingerd
o.t.t.t.
  1. zal vingeren
  2. zult vingeren
  3. zal vingeren
  4. zullen vingeren
  5. zullen vingeren
  6. zullen vingeren
o.v.t.t.
  1. zou vingeren
  2. zou vingeren
  3. zou vingeren
  4. zouden vingeren
  5. zouden vingeren
  6. zouden vingeren
diversen
  1. vinger!
  2. vingert!
  3. gevingerd
  4. vingerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor vingeren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
manosear vingeren betasten; bevoelen; foezelen; friemelen; frunniken; voelen
meter el dedo vingeren

Verwante woorden van "vingeren":


Wiktionary: vingeren


Cross Translation:
FromToVia
vingeren palpar tâtertoucher, manier doucement une chose, pour savoir si elle est dure ou molle, sec ou humide, froide ou chaude, etc.