Overzicht
Nederlands naar Spaans: Meer gegevens...
- verzwakt:
- verzwakken:
-
Wiktionary:
- verzwakken → debilitar, aflojar, debilitarse
- verzwakken → flaquear, desfallecer, deteriorar, empeorar, descomponer, debilitar, debilitarse, demoler, derribar, deprimir, abatir, desalentar, agotar, matar, vencer, recorrer, atravesar, calmar, sosegar
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor verzwakt (Nederlands) in het Spaans
verzwakt:
-
verzwakt (verslapt)
Vertaal Matrix voor verzwakt:
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
aflojado | verslapt; verzwakt | |
debilitado | verslapt; verzwakt | verweekt |
verzwakken:
-
verzwakken (uitputten; verslappen; zwakker worden; aan kracht inboeten; zwak worden)
debilitarse; debilitar; aflojarse; perder fuerza-
debilitarse werkwoord
-
debilitar werkwoord
-
aflojarse werkwoord
-
perder fuerza werkwoord
-
-
verzwakken (aftakelen; wegglijden)
Conjugations for verzwakken:
o.t.t.
- verzwak
- verzwakt
- verzwakt
- verzwakken
- verzwakken
- verzwakken
o.v.t.
- verzwakte
- verzwakte
- verzwakte
- verzwakten
- verzwakten
- verzwakten
v.t.t.
- heb verzwakt
- hebt verzwakt
- heeft verzwakt
- hebben verzwakt
- hebben verzwakt
- hebben verzwakt
v.v.t.
- had verzwakt
- had verzwakt
- had verzwakt
- hadden verzwakt
- hadden verzwakt
- hadden verzwakt
o.t.t.t.
- zal verzwakken
- zult verzwakken
- zal verzwakken
- zullen verzwakken
- zullen verzwakken
- zullen verzwakken
o.v.t.t.
- zou verzwakken
- zou verzwakken
- zou verzwakken
- zouden verzwakken
- zouden verzwakken
- zouden verzwakken
diversen
- verzwak!
- verzwakt!
- verzwakt
- verzwakkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
verzwakken (afzwakken; verslappen)
la debilitación
Vertaal Matrix voor verzwakken:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
debilitación | afzwakken; verslappen; verzwakken | afzwakking; ontkrachting; vermindering; verzwakking |
debilitarse | achteruitgaan; afnemen; verminderen in kracht | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
aflojarse | aan kracht inboeten; uitputten; verslappen; verzwakken; zwak worden; zwakker worden | doorbuigen; doorzakken |
debilitar | aan kracht inboeten; aftakelen; uitputten; verslappen; verzwakken; wegglijden; zwak worden; zwakker worden | aanlengen; aantasten; aanvreten; bederven; beschadigen; deren; iem.'s positie ondermijnen; ondergraven; ondermijnen; verdunnen; versnijden; verwateren |
debilitarse | aan kracht inboeten; aftakelen; uitputten; verslappen; verzwakken; wegglijden; zwak worden; zwakker worden | bekoelen; verflauwen; verslappen; wegebben |
perder fuerza | aan kracht inboeten; uitputten; verslappen; verzwakken; zwak worden; zwakker worden |
Wiktionary: verzwakken
verzwakken
Cross Translation:
verb
-
zwakker maken
-
zwakker worden
- verzwakken → debilitarse
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• verzwakken | → flaquear; desfallecer | ↔ flag — weaken |
• verzwakken | → deteriorar; empeorar; descomponer | ↔ impair — have a diminishing effect on |
• verzwakken | → debilitar | ↔ weaken — to make weaker |
• verzwakken | → debilitarse | ↔ weaken — to become weaker |
• verzwakken | → demoler; derribar; deprimir; abatir; desalentar; agotar; matar; vencer; recorrer; atravesar; calmar; sosegar | ↔ abattre — Traductions à trier suivant le sens |