Nederlands
Uitgebreide vertaling voor verzorgen (Nederlands) in het Spaans
verzorgen:
-
verzorgen (zorgen voor iets; zorgen voor)
-
verzorgen (behandelen)
tratar; elaborar; labrar; atender a; asistir de-
tratar werkwoord
-
elaborar werkwoord
-
labrar werkwoord
-
atender a werkwoord
-
asistir de werkwoord
-
-
verzorgen (verplegen)
-
verzorgen (zorgen voor iemand)
Conjugations for verzorgen:
o.t.t.
- verzorg
- verzorgt
- verzorgt
- verzorgen
- verzorgen
- verzorgen
o.v.t.
- verzorgde
- verzorgde
- verzorgde
- verzorgden
- verzorgden
- verzorgden
v.t.t.
- heb verzorgd
- hebt verzorgd
- heeft verzorgd
- hebben verzorgd
- hebben verzorgd
- hebben verzorgd
v.v.t.
- had verzorgd
- had verzorgd
- had verzorgd
- hadden verzorgd
- hadden verzorgd
- hadden verzorgd
o.t.t.t.
- zal verzorgen
- zult verzorgen
- zal verzorgen
- zullen verzorgen
- zullen verzorgen
- zullen verzorgen
o.v.t.t.
- zou verzorgen
- zou verzorgen
- zou verzorgen
- zouden verzorgen
- zouden verzorgen
- zouden verzorgen
diversen
- verzorg!
- verzorgt!
- verzorgd
- verzorgend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor verzorgen:
Antoniemen van "verzorgen":
Verwante definities voor "verzorgen":
Wiktionary: verzorgen
verzorgen
Cross Translation:
verb
-
(overgankelijk) erop toezien dat een persoon of een dier het nodige verkrijgt
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• verzorgen | → vocalizar; articular | ↔ articulate — to speak clearly |
• verzorgen | → cuidar de | ↔ look after — to watch, to protect |
• verzorgen | → mantener; conservar | ↔ erhalten — (transitiv) etwas bewahren |
• verzorgen | → cuidar | ↔ pflegen — zum Zweck der Erhaltung bzw. Verbesserung eines Zustandes behandeln |
• verzorgen | → cuidar | ↔ pflegen — über etwas verfügen |
• verzorgen | → abastecer | ↔ versorgen — (transitiv) jemandem oder einer Sache Nötiges zuführen |
• verzorgen | → mantener | ↔ warten — (transitiv) technische Apparate pflegen und eventuell regelmäßig reparieren |
• verzorgen | → cuidar; atender a; cuidar de; curar; medicar | ↔ soigner — avoir soin de quelqu’un ou de quelque chose. |