Nederlands
Uitgebreide vertaling voor verwoorden (Nederlands) in het Spaans
verwoorden:
-
verwoorden (uitdrukking geven aan; uiten; uitdrukken; uiting geven aan; vertolken)
decir; expresar; pronunciarse; desentrañar; desenmarañar; desembrollar; caracterizar; hablar; escoger; dictar; deshilarse; parlar; apagar-
decir werkwoord
-
expresar werkwoord
-
pronunciarse werkwoord
-
desentrañar werkwoord
-
desenmarañar werkwoord
-
desembrollar werkwoord
-
caracterizar werkwoord
-
hablar werkwoord
-
escoger werkwoord
-
dictar werkwoord
-
deshilarse werkwoord
-
parlar werkwoord
-
apagar werkwoord
-
-
verwoorden (verbaliseren; formuleren)
redactar; formular; expresar; frasear; expresarse-
redactar werkwoord
-
formular werkwoord
-
expresar werkwoord
-
frasear werkwoord
-
expresarse werkwoord
-
-
verwoorden (ter sprake brengen; zeggen; vertellen; naar voren brengen; opmerken)
Conjugations for verwoorden:
o.t.t.
- verwoord
- verwoordt
- verwoordt
- verwoorden
- verwoorden
- verwoorden
o.v.t.
- verwoordde
- verwoordde
- verwoordde
- verwoordden
- verwoordden
- verwoordden
v.t.t.
- heb verwoord
- hebt verwoord
- heeft verwoord
- hebben verwoord
- hebben verwoord
- hebben verwoord
v.v.t.
- had verwoord
- had verwoord
- had verwoord
- hadden verwoord
- hadden verwoord
- hadden verwoord
o.t.t.t.
- zal verwoorden
- zult verwoorden
- zal verwoorden
- zullen verwoorden
- zullen verwoorden
- zullen verwoorden
o.v.t.t.
- zou verwoorden
- zou verwoorden
- zou verwoorden
- zouden verwoorden
- zouden verwoorden
- zouden verwoorden
diversen
- verwoord!
- verwoordt!
- verwoord
- verwoordend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor verwoorden:
Wiktionary: verwoorden
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• verwoorden | → formular | ↔ formulate — to reduce to, or express in, a formula; to put in a clear and definite form of statement or expression |
• verwoorden | → redactar | ↔ word — say or write using particular words |
• verwoorden | → representar; describir; jugar; tocar; expresar; enunciar | ↔ représenter — présenter de nouveau. |