Nederlands
Uitgebreide vertaling voor vervagen (Nederlands) in het Spaans
vervagen:
-
vervagen (vaal worden; vervalen; verschieten; verkleuren)
empalidecer; palidecer; ponerse pálido-
empalidecer werkwoord
-
palidecer werkwoord
-
ponerse pálido werkwoord
-
-
vervagen (verbleken; tanen)
empalidecer; disipar; desdibujar; descolorarse; borrar; desvanecerse; desteñirse-
empalidecer werkwoord
-
disipar werkwoord
-
desdibujar werkwoord
-
descolorarse werkwoord
-
borrar werkwoord
-
desvanecerse werkwoord
-
desteñirse werkwoord
-
-
vervagen (in elkaar overlopen; vervloeien)
cruzarse; desvanecerse; borrar; correrse; desdibujar; diluirse; disipar-
cruzarse werkwoord
-
desvanecerse werkwoord
-
borrar werkwoord
-
correrse werkwoord
-
desdibujar werkwoord
-
diluirse werkwoord
-
disipar werkwoord
-
Conjugations for vervagen:
o.t.t.
- vervaag
- vervaagt
- vervaagt
- vervagen
- vervagen
- vervagen
o.v.t.
- vervaagde
- vervaagde
- vervaagde
- vervaagden
- vervaagden
- vervaagden
v.t.t.
- ben vervaagd
- bent vervaagd
- is vervaagd
- zijn vervaagd
- zijn vervaagd
- zijn vervaagd
v.v.t.
- was vervaagd
- was vervaagd
- was vervaagd
- waren vervaagd
- waren vervaagd
- waren vervaagd
o.t.t.t.
- zal vervagen
- zult vervagen
- zal vervagen
- zullen vervagen
- zullen vervagen
- zullen vervagen
o.v.t.t.
- zou vervagen
- zou vervagen
- zou vervagen
- zouden vervagen
- zouden vervagen
- zouden vervagen
diversen
- vervaag!
- vervaagt!
- vervaagd
- vervagend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze