Overzicht
Nederlands naar Spaans: Meer gegevens...
- verschil:
- verschillen:
-
Wiktionary:
- verschil → diferencia
- verschil → diferencia, distinción
- verschillen → distinguirse, diferir, aplazar
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor verschil (Nederlands) in het Spaans
verschil:
-
het verschil (onderscheid; verschillendheid)
Vertaal Matrix voor verschil:
Antoniemen van "verschil":
Verwante definities voor "verschil":
Wiktionary: verschil
verschil
Cross Translation:
noun
-
een aspect dat bij vergelijking anders is
- verschil → diferencia
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• verschil | → diferencia | ↔ difference — characteristic of something that makes it different from something else |
• verschil | → diferencia | ↔ difference — quality of being different |
• verschil | → diferencia | ↔ difference — arithmetic: result of a subtraction |
• verschil | → distinción | ↔ Distinktion — Unterscheidung |
• verschil | → diferencia | ↔ Unterschied — Die Nicht-Übereinstimmung zweier Objekte bzw. Dinge |
• verschil | → diferencia | ↔ différence — Objet de comparaison, de distinction d’une chose par rapport à une autre. |
verschil vorm van verschillen:
-
verschillen (afwijken)
diferir; desviarse de; ser diferente; ser distinto; diferenciarse; apartarse-
diferir werkwoord
-
desviarse de werkwoord
-
ser diferente werkwoord
-
ser distinto werkwoord
-
diferenciarse werkwoord
-
apartarse werkwoord
-
-
verschillen (uiteenlopen; variëren; veranderen; afwisselen; wisselen)
-
verschillen (verschil maken; schelen)
diferenciar; variar; ser distinto; ser diferente-
diferenciar werkwoord
-
variar werkwoord
-
ser distinto werkwoord
-
ser diferente werkwoord
-
Conjugations for verschillen:
o.t.t.
- verschil
- verschilt
- verschilt
- verschillen
- verschillen
- verschillen
o.v.t.
- verschilde
- verschilde
- verschilde
- verschilden
- verschilden
- verschilden
v.t.t.
- heb verschild
- hebt verschild
- heeft verschild
- hebben verschild
- hebben verschild
- hebben verschild
v.v.t.
- had verschild
- had verschild
- had verschild
- hadden verschild
- hadden verschild
- hadden verschild
o.t.t.t.
- zal verschillen
- zult verschillen
- zal verschillen
- zullen verschillen
- zullen verschillen
- zullen verschillen
o.v.t.t.
- zou verschillen
- zou verschillen
- zou verschillen
- zouden verschillen
- zouden verschillen
- zouden verschillen
diversen
- verschil!
- verschilt!
- verschild
- verschillend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
het verschillen (schelen)
Vertaal Matrix voor verschillen:
Antoniemen van "verschillen":
Verwante definities voor "verschillen":
Wiktionary: verschillen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• verschillen | → distinguirse | ↔ unterscheiden — (reflexiv) sich (von etwas/ jemandem) unterscheiden: anders sein (als etwas/ jemand) |
• verschillen | → diferir; aplazar | ↔ différer — Traductions à trier suivant le sens |