Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. verprutsen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor verprutsen (Nederlands) in het Spaans

verprutsen:

verprutsen werkwoord (verpruts, verprutst, verprutste, verprutsten, verprutst)

  1. verprutsen

Conjugations for verprutsen:

o.t.t.
  1. verpruts
  2. verprutst
  3. verprutst
  4. verprutsen
  5. verprutsen
  6. verprutsen
o.v.t.
  1. verprutste
  2. verprutste
  3. verprutste
  4. verprutsten
  5. verprutsten
  6. verprutsten
v.t.t.
  1. heb verprutst
  2. hebt verprutst
  3. heeft verprutst
  4. hebben verprutst
  5. hebben verprutst
  6. hebben verprutst
v.v.t.
  1. had verprutst
  2. had verprutst
  3. had verprutst
  4. hadden verprutst
  5. hadden verprutst
  6. hadden verprutst
o.t.t.t.
  1. zal verprutsen
  2. zult verprutsen
  3. zal verprutsen
  4. zullen verprutsen
  5. zullen verprutsen
  6. zullen verprutsen
o.v.t.t.
  1. zou verprutsen
  2. zou verprutsen
  3. zou verprutsen
  4. zouden verprutsen
  5. zouden verprutsen
  6. zouden verprutsen
diversen
  1. verpruts!
  2. verprutst!
  3. verprutst
  4. verprutsend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor verprutsen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
desperdiciar verprutsen haspelen; kwijt raken; tot een warboel maken; verboemelen; verbrassen; vergieten; verkopen; verkwanselen; verkwisten; verliezen; verspillen; verwarren; wegmaken; wegsmijten; zoek maken; zoekmaken
echar a perder verprutsen bederven; corrumperen; in de war sturen; nekken; ruïneren; verbeuren; verderven; verzieken; wegsmijten
estropear verprutsen aantasten; aanvreten; bederven; beschadigen; corrumperen; fijnmaken; haspelen; iets vergallen; in de war sturen; ingooien; kapot maken; nekken; platdrukken; ruïneren; slechten; stukmaken; tot een warboel maken; uitwonen; verbrijzelen; verbroddelen; verderven; vergallen; vergruizen; verklungelen; verknallen; verknoeien; vermorzelen; verpesten; verpletteren; verwarren; verzieken
malograr verprutsen achteruitgaan; afbreken; bederven; degenereren; dwarsbomen; dwarsliggen; in de war sturen; nekken; ruineren; ruïneren; slopen; tegenwerken; verderven; vernielen; vernietigen; verwoesten; verworden; verzieken

Wiktionary: verprutsen


Cross Translation:
FromToVia
verprutsen desbarrar; chapucear botch — to perform (a task) in an unacceptable or incompetent manner
verprutsen dañar; arruinar; echar a perder; estropear spoil — ruin
verprutsen arruinar; chapucear; chafallar gâcher — maçonnerie|fr délayer du plâtre, du mortier avec de l’eau.
verprutsen matanza massacrertuer, égorger des hommes qui ne se défendent pas.