Overzicht
Nederlands naar Spaans: Meer gegevens...
- verloop:
- verlopen:
-
Wiktionary:
- verloop → perspicacia, movimiento de mercancías, rotación, desarrollo, alteración, transformacion, metamorfosis
- verlopen → caducar, vencer, terminar, acabar, retroceder, diferir, aplazar, ceder
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor verloop (Nederlands) in het Spaans
verloop:
-
verloop
-
het verloop (vooruitgang; voortgang; progressie; ontwikkelingsgang; vordering)
Vertaal Matrix voor verloop:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
adelanto | ontwikkelingsgang; progressie; verloop; voortgang; vooruitgang; vordering | aantal gekomen personen; opkomst; prijslijst; tarievenlijst; voorschot |
avance | ontwikkelingsgang; progressie; verloop; voortgang; vooruitgang; vordering | aantal gekomen personen; aantocht; begeren; doorbraak; doorbreken; doorbreking; gezichtsmasker; lust; opkomst; opmars; smachten; verlangen; voortgang; wensen; zucht |
curso | beloop; cursus; klas; kursus; leergang; les; lesuur; schoolklas; studie | |
proceso | geding; poortnummer; procedure; proces; procesvoering; rechtsgeding; rechtszaak | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
curso | verloop | |
proceso | verloop |
Wiktionary: verloop
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• verloop | → perspicacia | ↔ perspicacity — Acute discernment or understanding; insight |
• verloop | → movimiento de mercancías; rotación | ↔ turnover — rate of change or replacement |
• verloop | → desarrollo | ↔ Ablauf — allgemein: Prozess, Abfolge |
• verloop | → alteración | ↔ altération — physique|fr chimie|fr changement dans l’état d’une chose. |
• verloop | → transformacion; metamorfosis | ↔ transformation — action de transformer. |
verloop vorm van verlopen:
-
verlopen (verstreken; beëindigd; vervallen; voorbij)
pasado; expirado; transcurrido-
pasado bijvoeglijk naamwoord
-
expirado bijvoeglijk naamwoord
-
transcurrido bijvoeglijk naamwoord
-
-
verlopen (onooglijk)
poco agraciado; feo; marchito-
poco agraciado bijvoeglijk naamwoord
-
feo bijvoeglijk naamwoord
-
marchito bijvoeglijk naamwoord
-
-
verlopen (aan lager wal)
caducado; vil; indecente; decaído; desharrapado; obremente vestido-
caducado bijvoeglijk naamwoord
-
vil bijvoeglijk naamwoord
-
indecente bijvoeglijk naamwoord
-
decaído bijvoeglijk naamwoord
-
desharrapado bijvoeglijk naamwoord
-
obremente vestido bijvoeglijk naamwoord
-
-
verlopen (haveloos; sjofel; schamel; flodderig; sjofeltjes; pover; armoedig)
pasado; pobre; lamentable; andrajoso; harapiento; descuidado; miserable; mísero; decaído; haraposo; desharrapado-
pasado bijvoeglijk naamwoord
-
pobre bijvoeglijk naamwoord
-
lamentable bijvoeglijk naamwoord
-
andrajoso bijvoeglijk naamwoord
-
harapiento bijvoeglijk naamwoord
-
descuidado bijvoeglijk naamwoord
-
miserable bijvoeglijk naamwoord
-
mísero bijvoeglijk naamwoord
-
decaído bijvoeglijk naamwoord
-
haraposo bijvoeglijk naamwoord
-
desharrapado bijvoeglijk naamwoord
-
-
verlopen (verstrijken; voorbijgaan; vervallen; vergaan; aflopen)
pasar; expirar; transcurrir; avanzar; declinar-
pasar werkwoord
-
expirar werkwoord
-
transcurrir werkwoord
-
avanzar werkwoord
-
declinar werkwoord
-
Conjugations for verlopen:
o.t.t.
- verloop
- verloopt
- verloopt
- verlopen
- verlopen
- verlopen
o.v.t.
- verliep
- verliep
- verliep
- verliepen
- verliepen
- verliepen
v.t.t.
- ben verlopen
- bent verlopen
- is verlopen
- zijn verlopen
- zijn verlopen
- zijn verlopen
v.v.t.
- was verlopen
- was verlopen
- was verlopen
- waren verlopen
- waren verlopen
- waren verlopen
o.t.t.t.
- zal verlopen
- zult verlopen
- zal verlopen
- zullen verlopen
- zullen verlopen
- zullen verlopen
o.v.t.t.
- zou verlopen
- zou verlopen
- zou verlopen
- zouden verlopen
- zouden verlopen
- zouden verlopen
diversen
- verloop!
- verloopt!
- verlopen
- verlopend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
verlopen
el desgastado