Overzicht
Nederlands naar Spaans: Meer gegevens...
- verkeer:
- verkeren:
-
Wiktionary:
- verkeer → tráfico
- verkeer → tráfico, encuentro, relación, acuerdo, entrada, acceso, aceptación, admisión, tránsito, circulación
- verkeren → frecuentar
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor verkeer (Nederlands) in het Spaans
verkeer:
-
het verkeer (geslachtsgemeenschap; omgang)
el trato; la circulación; el roce; la relación sexual; la procesión; el contacto sexual; el trato sexual; el contacto -
het verkeer (vervoer over openbare wegen)
-
het verkeer
Vertaal Matrix voor verkeer:
Verwante definities voor "verkeer":
Wiktionary: verkeer
verkeer
Cross Translation:
noun
-
het geheel van verplaatsingen waarbij goederen of personen vervoerd worden
- verkeer → tráfico
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• verkeer | → tráfico | ↔ traffic — pedestrians or vehicles on roads or on the air |
• verkeer | → encuentro; relación; acuerdo; entrada; acceso; aceptación; admisión | ↔ abord — (vieilli) action d’arriver au bord, de toucher le rivage. |
• verkeer | → tráfico; tránsito; circulación | ↔ trafic — négoce, commerce de marchandises. |
verkeer vorm van verkeren:
-
verkeren (ergens verkeren)
-
verkeren (omgaan met)
Conjugations for verkeren:
o.t.t.
- verkeer
- verkeert
- verkeert
- verkeren
- verkeren
- verkeren
o.v.t.
- verkeerde
- verkeerde
- verkeerde
- verkeerden
- verkeerden
- verkeerden
v.t.t.
- heb verkeerd
- hebt verkeerd
- heeft verkeerd
- hebben verkeerd
- hebben verkeerd
- hebben verkeerd
v.v.t.
- had verkeerd
- had verkeerd
- had verkeerd
- hadden verkeerd
- hadden verkeerd
- hadden verkeerd
o.t.t.t.
- zal verkeren
- zult verkeren
- zal verkeren
- zullen verkeren
- zullen verkeren
- zullen verkeren
o.v.t.t.
- zou verkeren
- zou verkeren
- zou verkeren
- zouden verkeren
- zouden verkeren
- zouden verkeren
diversen
- verkeer!
- verkeert!
- verkeerd
- verkerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor verkeren:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
andar con | omgaan met; verkeren | |
encontrarse | ergens verkeren; verkeren | aantreffen; afspreken; bij elkaar komen; bijeen komen; elkaar ontmoeten; elkaar zien; gelegen zijn; liggen; ontdekken; ontmoeten; samenkomen; tegenkomen; treffen; uithangen; verzamelen; vinden; zich bevinden; zijn |
frecuentar | omgaan met; verkeren | aankomen; bezoeken; frequenteren; iemand opzoeken; langsgaan; langskomen; op visite gaan; voorbijkomen |
hallarse | ergens verkeren; verkeren | gevestigd zijn; gezeten zijn; resideren; uithangen; zetelen; zich bevinden; zijn |
Verwante definities voor "verkeren":
Wiktionary: verkeren
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• verkeren | → frecuentar | ↔ fréquenter — aller souvent dans un lieu. |