Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. vergunnen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor vergunnen (Nederlands) in het Spaans

vergunnen:

vergunnen werkwoord (vergun, vergunt, vergunde, vergunden, vergund)

  1. vergunnen (verlenen; toekennen)
    conceder; otorgar; permitir; admitir; consentir; autorizar
  2. vergunnen (inwilligen; toestaan)
    otorgar; admitir; aceptar; acceder a; cumplir con
  3. vergunnen (autoriseren)
    permitir; autorizar
  4. vergunnen (toestaan; laten; permitteren; )
    conceder; autorizar

Conjugations for vergunnen:

o.t.t.
  1. vergun
  2. vergunt
  3. vergunt
  4. vergunnen
  5. vergunnen
  6. vergunnen
o.v.t.
  1. vergunde
  2. vergunde
  3. vergunde
  4. vergunden
  5. vergunden
  6. vergunden
v.t.t.
  1. heb vergund
  2. hebt vergund
  3. heeft vergund
  4. hebben vergund
  5. hebben vergund
  6. hebben vergund
v.v.t.
  1. had vergund
  2. had vergund
  3. had vergund
  4. hadden vergund
  5. hadden vergund
  6. hadden vergund
o.t.t.t.
  1. zal vergunnen
  2. zult vergunnen
  3. zal vergunnen
  4. zullen vergunnen
  5. zullen vergunnen
  6. zullen vergunnen
o.v.t.t.
  1. zou vergunnen
  2. zou vergunnen
  3. zou vergunnen
  4. zouden vergunnen
  5. zouden vergunnen
  6. zouden vergunnen
diversen
  1. vergun!
  2. vergunt!
  3. vergund
  4. vergunnend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor vergunnen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
acceder a inwilligen; toestaan; vergunnen akkoord gaan; gunnen; gunst verlenen; iets toekennen; instemmen; ondervragen; overhoren; toebedelen; toekennen; toewijzen; uithoren; uitvragen; verhoren
aceptar inwilligen; toestaan; vergunnen aannemen; aanvaarden; accepteren; adopteren; billijken; goedkeuren; in ontvangst nemen; krijgen; ontvangen; opstrijken; voor lief nemen; zich laten gevallen
admitir inwilligen; toekennen; toestaan; vergunnen; verlenen afrekenen; beamen; bekennen; belonen; betalen; bevestigen; bezoldigen; billijken; binnen laten; binnenlaten; dokken; dulden; gedogen; goedkeuren; gunnen; gunst verlenen; honoreren; iets als lof zeggen; iets toekennen; inlaten; laten; naarbinnen laten; nageven; onderschrijven; permitteren; salariëren; staven; toebedelen; toegang verschaffen; toekennen; toelaten; toewijzen; tolereren
autorizar autoriseren; dulden; duren; goedkeuren; goedvinden; gunnen; inwilligen; laten; permitteren; toekennen; toelaten; toestaan; toestemmen; vergunnen; verlenen akkoord gaan; autoriseren; fiatteren; goed vinden; goedkeuren; goedvinden; instemmen; machtigen; permitteren; ratificeren; toestaan; toestemmen; toestemmen in; toestemming geven; toestemming verlenen; volmacht geven; volmachtigen
conceder dulden; duren; goedkeuren; goedvinden; gunnen; inwilligen; laten; permitteren; toekennen; toelaten; toestaan; toestemmen; vergunnen; verlenen beamen; bevestigen; cadeau doen; cadeau geven; doneren; geven; gunnen; gunst verlenen; onderschrijven; schenken; staven; verlenen; verstrekken
consentir toekennen; vergunnen; verlenen afgeven; autoriseren; beamen; bevestigen; billijken; fiatteren; goedkeuren; goedvinden; gunnen; gunst verlenen; inleveren; laten; onderschrijven; overhandigen; permitteren; staven; toelaten; toestemming verlenen; vertroetelen; verwennen
cumplir con inwilligen; toestaan; vergunnen bedekken; bekleden; gunnen; gunst verlenen; iets toekennen; naleven; ondervragen; overhoren; overtrekken; toebedelen; toekennen; toewijzen; uithoren; uitvragen; verhoren
otorgar inwilligen; toekennen; toestaan; vergunnen; verlenen bedelen; begiftigen; beschenken; cadeau doen; cadeau geven; doneren; geven; gunnen; gunst verlenen; schenken
permitir autoriseren; toekennen; vergunnen; verlenen aanleunen; aanvaarden; accepteren; akkoord gaan; goed vinden; gunnen; iets toekennen; in staat stellen; instemmen; laten; mogelijk maken; permitteren; toebedelen; toekennen; toelaten; toestaan; toestemmen; toewijzen; veroorloven; voor lief nemen; welgevallen; zich laten gevallen; zich laten welgevallen

Wiktionary: vergunnen


Cross Translation:
FromToVia
vergunnen permitir permettre — Donner liberté, pouvoir de faire, de dire. (Sens général).