Nederlands
Uitgebreide vertaling voor vereist (Nederlands) in het Spaans
vereist:
-
vereist (verplicht; obligaat; obligatoir)
obligado; obligatorio; debido; que se debe-
obligado bijvoeglijk naamwoord
-
obligatorio bijvoeglijk naamwoord
-
debido bijvoeglijk naamwoord
-
que se debe bijvoeglijk naamwoord
-
-
vereist (essentieel; noodzakelijk; cruciaal; elementair)
necesario; esencial; imprescindible; crucial; importante; indispensable; central; relevante; cardinal; substancial; vital; fundamental; decisivo; elemental-
necesario bijvoeglijk naamwoord
-
esencial bijvoeglijk naamwoord
-
imprescindible bijvoeglijk naamwoord
-
crucial bijvoeglijk naamwoord
-
importante bijvoeglijk naamwoord
-
indispensable bijvoeglijk naamwoord
-
central bijvoeglijk naamwoord
-
relevante bijvoeglijk naamwoord
-
cardinal bijvoeglijk naamwoord
-
substancial bijvoeglijk naamwoord
-
vital bijvoeglijk naamwoord
-
fundamental bijvoeglijk naamwoord
-
decisivo bijvoeglijk naamwoord
-
elemental bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor vereist:
vereist vorm van vereisen:
Conjugations for vereisen:
o.t.t.
- vereis
- vereist
- vereist
- vereisen
- vereisen
- vereisen
o.v.t.
- vereiste
- vereiste
- vereiste
- vereisten
- vereisten
- vereisten
v.t.t.
- heb vereist
- hebt vereist
- heeft vereist
- hebben vereist
- hebben vereist
- hebben vereist
v.v.t.
- had vereist
- had vereist
- had vereist
- hadden vereist
- hadden vereist
- hadden vereist
o.t.t.t.
- zal vereisen
- zult vereisen
- zal vereisen
- zullen vereisen
- zullen vereisen
- zullen vereisen
o.v.t.t.
- zou vereisen
- zou vereisen
- zou vereisen
- zouden vereisen
- zouden vereisen
- zouden vereisen
en verder
- ben vereist
- bent vereist
- is vereist
- zijn vereist
- zijn vereist
- zijn vereist
diversen
- vereis!
- vereist!
- vereist
- vereisend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor vereisen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
exigir | opvorderen; vordering | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
exigir | eisen; vereisen; vergen; verlangen | aanspraak maken op; aanspraak op maken; eisen; opeisen; opvorderen; rekwireren; terugeisen; terugvorderen; vorderen |