Nederlands
Uitgebreide vertaling voor verbouw (Nederlands) in het Spaans
verbouw:
-
de verbouw (teelt; reproductie; voortplanting; cultuur; kweken; voortbrenging; fokkerij; fok; aanplant; aankweken; aankweek; aanfok)
-
de verbouw (veefokkerij; teelt; fokkerij; voortbrenging; aanfok; telen; voortplanting; fok)
Vertaal Matrix voor verbouw:
verbouwen:
-
verbouwen (vertimmeren)
renovar; reconstruir; reformar; remodelar; modificar; transformar-
renovar werkwoord
-
reconstruir werkwoord
-
reformar werkwoord
-
remodelar werkwoord
-
modificar werkwoord
-
transformar werkwoord
-
-
verbouwen (telen; kweken; fokken; voortbrengen; genereren; procreëren; planten; aankweken; aanplanten; opkweken)
Conjugations for verbouwen:
o.t.t.
- verbouw
- verbouwt
- verbouwt
- verbouwen
- verbouwen
- verbouwen
o.v.t.
- verbouwde
- verbouwde
- verbouwde
- verbouwden
- verbouwden
- verbouwden
v.t.t.
- heb verbouwd
- hebt verbouwd
- heeft verbouwd
- hebben verbouwd
- hebben verbouwd
- hebben verbouwd
v.v.t.
- had verbouwd
- had verbouwd
- had verbouwd
- hadden verbouwd
- hadden verbouwd
- hadden verbouwd
o.t.t.t.
- zal verbouwen
- zult verbouwen
- zal verbouwen
- zullen verbouwen
- zullen verbouwen
- zullen verbouwen
o.v.t.t.
- zou verbouwen
- zou verbouwen
- zou verbouwen
- zouden verbouwen
- zouden verbouwen
- zouden verbouwen
diversen
- verbouw!
- verbouwt!
- verbouwd
- verbouwend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze