Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. veralgemenen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor veralgemenen (Nederlands) in het Spaans

veralgemenen:

veralgemenen werkwoord (veralgemeen, veralgemeent, veralgemeende, veralgemeenden, veralgemeend)

  1. veralgemenen (generaliseren; globaliseren; veralgemeniseren)

Conjugations for veralgemenen:

o.t.t.
  1. veralgemeen
  2. veralgemeent
  3. veralgemeent
  4. veralgemenen
  5. veralgemenen
  6. veralgemenen
o.v.t.
  1. veralgemeende
  2. veralgemeende
  3. veralgemeende
  4. veralgemeenden
  5. veralgemeenden
  6. veralgemeenden
v.t.t.
  1. heb veralgemeend
  2. hebt veralgemeend
  3. heeft veralgemeend
  4. hebben veralgemeend
  5. hebben veralgemeend
  6. hebben veralgemeend
v.v.t.
  1. had veralgemeend
  2. had veralgemeend
  3. had veralgemeend
  4. hadden veralgemeend
  5. hadden veralgemeend
  6. hadden veralgemeend
o.t.t.t.
  1. zal veralgemenen
  2. zult veralgemenen
  3. zal veralgemenen
  4. zullen veralgemenen
  5. zullen veralgemenen
  6. zullen veralgemenen
o.v.t.t.
  1. zou veralgemenen
  2. zou veralgemenen
  3. zou veralgemenen
  4. zouden veralgemenen
  5. zouden veralgemenen
  6. zouden veralgemenen
diversen
  1. veralgemeen!
  2. veralgemeent!
  3. veralgemeend
  4. veralgemenend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor veralgemenen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
generalizar generaliseren; globaliseren; veralgemenen; veralgemeniseren
generalizarse generaliseren; globaliseren; veralgemenen; veralgemeniseren

Wiktionary: veralgemenen


Cross Translation:
FromToVia
veralgemenen subsumir subsume — To consider an occurrence as part of a principle or rule; to colligate