Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. vaststaan:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor vaststaan (Nederlands) in het Spaans

vaststaan:

vaststaan werkwoord (sta vast, staat vast, stond vast, stonden vast, vast gestaan)

  1. vaststaan

Conjugations for vaststaan:

o.t.t.
  1. sta vast
  2. staat vast
  3. staat vast
  4. staat vast
  5. staat vast
  6. staat vast
o.v.t.
  1. stond vast
  2. stond vast
  3. stond vast
  4. stonden vast
  5. stonden vast
  6. stonden vast
v.t.t.
  1. heb vast gestaan
  2. hebt vast gestaan
  3. heeft vast gestaan
  4. hebben vast gestaan
  5. hebben vast gestaan
  6. hebben vast gestaan
v.v.t.
  1. had vast gestaan
  2. had vast gestaan
  3. had vast gestaan
  4. hadden vast gestaan
  5. hadden vast gestaan
  6. hadden vast gestaan
o.t.t.t.
  1. zal vaststaan
  2. zult vaststaan
  3. zal vaststaan
  4. zullen vaststaan
  5. zullen vaststaan
  6. zullen vaststaan
o.v.t.t.
  1. zou vaststaan
  2. zou vaststaan
  3. zou vaststaan
  4. zouden vaststaan
  5. zouden vaststaan
  6. zouden vaststaan
en verder
  1. ben vast gestaan
  2. bent vast gestaan
  3. is vast gestaan
  4. zijn vast gestaan
  5. zijn vast gestaan
  6. zijn vast gestaan
diversen
  1. sta vast!
  2. staat vast!
  3. vast gestaan
  4. vaststaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor vaststaan:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
constar vaststaan boven alle twijfel verheven zijn; zeker zijn
estar seguro vaststaan boven alle twijfel verheven zijn; zeker zijn
ser un hecho vaststaan boven alle twijfel verheven zijn; zeker zijn

Wiktionary: vaststaan

vaststaan
verb
  1. zeker zijn