Overzicht
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor vastgrijpen (Nederlands) in het Spaans
vastgrijpen:
-
vastgrijpen (vastpakken; grijpen; beetgrijpen; beetnemen; beetpakken; aanpakken; vatten; vastnemen)
Conjugations for vastgrijpen:
o.t.t.
- grijp vast
- grijpt vast
- grijpt vast
- grijpen vast
- grijpen vast
- grijpen vast
o.v.t.
- greep vast
- greep vast
- greep vast
- grepen vast
- grepen vast
- grepen vast
v.t.t.
- heb vastgegrepen
- hebt vastgegrepen
- heeft vastgegrepen
- hebben vastgegrepen
- hebben vastgegrepen
- hebben vastgegrepen
v.v.t.
- had vastgegrepen
- had vastgegrepen
- had vastgegrepen
- hadden vastgegrepen
- hadden vastgegrepen
- hadden vastgegrepen
o.t.t.t.
- zal vastgrijpen
- zult vastgrijpen
- zal vastgrijpen
- zullen vastgrijpen
- zullen vastgrijpen
- zullen vastgrijpen
o.v.t.t.
- zou vastgrijpen
- zou vastgrijpen
- zou vastgrijpen
- zouden vastgrijpen
- zouden vastgrijpen
- zouden vastgrijpen
en verder
- ben vastgegrepen
- bent vastgegrepen
- is vastgegrepen
- zijn vastgegrepen
- zijn vastgegrepen
- zijn vastgegrepen
diversen
- grijp vast!
- grijpt vast!
- vastgegrepen
- vastgrijpend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor vastgrijpen:
Wiktionary: vastgrijpen
vastgrijpen
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• vastgrijpen | → arresto | ↔ apprehension — arrest |
• vastgrijpen | → agarrar; asir; coger; apoderarse de | ↔ agripper — sens transitif |
• vastgrijpen | → asir; agarrar | ↔ saisir — Prendre vivement. |