Nederlands
Uitgebreide vertaling voor utiliseren (Nederlands) in het Spaans
utiliseren:
-
utiliseren (gebruik maken van; gebruiken; aanwenden; benutten)
utilizar; usar; hacer uso de; aprovechar; aplicar; consumir; servirse de-
utilizar werkwoord
-
usar werkwoord
-
hacer uso de werkwoord
-
aprovechar werkwoord
-
aplicar werkwoord
-
consumir werkwoord
-
servirse de werkwoord
-
Conjugations for utiliseren:
o.t.t.
- utiliseer
- utiliseert
- utiliseert
- utiliseren
- utiliseren
- utiliseren
o.v.t.
- utiliseerde
- utiliseerde
- utiliseerde
- utiliseerden
- utiliseerden
- utiliseerden
v.t.t.
- heb geutiliseerd
- hebt geutiliseerd
- heeft geutiliseerd
- hebben geutiliseerd
- hebben geutiliseerd
- hebben geutiliseerd
v.v.t.
- had geutiliseerd
- had geutiliseerd
- had geutiliseerd
- hadden geutiliseerd
- hadden geutiliseerd
- hadden geutiliseerd
o.t.t.t.
- zal utiliseren
- zult utiliseren
- zal utiliseren
- zullen utiliseren
- zullen utiliseren
- zullen utiliseren
o.v.t.t.
- zou utiliseren
- zou utiliseren
- zou utiliseren
- zouden utiliseren
- zouden utiliseren
- zouden utiliseren
en verder
- ben geutiliseerd
- bent geutiliseerd
- is geutiliseerd
- zijn geutiliseerd
- zijn geutiliseerd
- zijn geutiliseerd
diversen
- utiliseer!
- utiliseert!
- geutiliseerd
- utiliserend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze