Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. uitval:
  2. uitvallen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor uitval (Nederlands) in het Spaans

uitval:

uitval [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de uitval (emotionele uitval; uitbarsting; uitbarsten)
    la explosión; la erupción; el exabrupto; el estallido
  2. de uitval
    el residuo
    • residuo [el ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor uitval:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
erupción emotionele uitval; uitbarsten; uitbarsting; uitval eruptie; ontlading; plotselinge uitbarsting; uitbarsting; vulkaanuitbarsting
estallido emotionele uitval; uitbarsten; uitbarsting; uitval bam; explosie; knal; losbarsting; ontploffing; plof
exabrupto emotionele uitval; uitbarsten; uitbarsting; uitval
explosión emotionele uitval; uitbarsten; uitbarsting; uitval bam; explosie; knal; ontlading; ontploffing; plof; plotselinge uitbarsting
residuo uitval afval; afvalmateriaal; afvalstof; afzetsel; bezinksel; depot; droesem; grondsop; residu; sediment; zetsel

uitvallen:

uitvallen [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het uitvallen (wegvallen)
    el quedar suprimido; el fallecer; el desaparecer

Vertaal Matrix voor uitvallen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
desaparecer uitvallen; wegvallen afsterven; tenietgaan
fallecer uitvallen; wegvallen
quedar suprimido uitvallen; wegvallen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
desaparecer aanrekenen; aanwrijven; achteruitgaan; afnemen; bezwijken; declineren; doodgaan; doorleven; doorstaan; heengaan; iemand iets verwijten; inslapen; kwalijk nemen; minder worden; missen; omkomen; overlijden; sneuvelen; sterven; vallen; verdragen; verduren; verdwijnen; verhuizen; verkassen; vermissen; verteren; wegvallen
fallecer bezwijken; doodgaan; heengaan; inslapen; kapotgaan; omkomen; ontslapen; overlijden; sneuvelen; sterven; vallen; verscheiden; wegvallen

Wiktionary: uitvallen


Cross Translation:
FromToVia
uitvallen renunciar; desistir; abandonar; ceder abandonner — Se remettre à ; se laisser aller à ; se livrer à.
uitvallen renunciar; desistir renoncer — Se désister de quelque chose, soit par acte exprès, soit autrement.
uitvallen resignarse; renunciar; desistir résigner — Se démettre, remettre. désuet|fr Il s’entendait ordinairement d’un bénéfice.

Verwante vertalingen van uitval