Overzicht
Nederlands naar Spaans: Meer gegevens...
- uitgeleefd:
- uitleven:
-
Wiktionary:
- uitgeleefd → caduco, precario, anciano, viejo
- uitleven → desmadrarse
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor uitgeleefd (Nederlands) in het Spaans
uitgeleefd:
-
uitgeleefd
anticuádo; estropeado; viejo; gastado; decrépito-
anticuádo bijvoeglijk naamwoord
-
estropeado bijvoeglijk naamwoord
-
viejo bijvoeglijk naamwoord
-
gastado bijvoeglijk naamwoord
-
decrépito bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor uitgeleefd:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
viejo | bejaarde; grijsaard; grijskop; ouwe; vlootschipper | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
anticuádo | uitgeleefd | |
decrépito | uitgeleefd | aftands |
estropeado | uitgeleefd | aan flarden; aan stukken; aangeslagen; buiten gebruik; defect; gebroken; gehavend; geruineerd; geschonden; gewond; kapot; mottig; naar de knoppen; onklaar; stuk; verscheurd; verziekt |
gastado | uitgeleefd | afgedragen; afgeleefd; afgetrapt; besteed; bleek; flauw; flets; gespendeerd; oud; uitgegeven; verbruikt; verschoten; versleten; verteerd; vervallen |
viejo | uitgeleefd | antiek; bejaard; muf; oeroud; oubakken; oud; oudbakken; oude; ouderwets; ouwelijk; plat; verschaald |
uitgeleefd vorm van uitleven:
-
uitleven (uit de band springen)
echar una cana al aire; soltarse el pelo-
echar una cana al aire werkwoord
-
soltarse el pelo werkwoord
-
Conjugations for uitleven:
o.t.t.
- leef uit
- leeft uit
- leeft uit
- leven uit
- leven uit
- leven uit
o.v.t.
- leefde uit
- leefde uit
- leefde uit
- leefden uit
- leefden uit
- leefden uit
v.t.t.
- heb uitgeleefd
- hebt uitgeleefd
- heeft uitgeleefd
- hebben uitgeleefd
- hebben uitgeleefd
- hebben uitgeleefd
v.v.t.
- had uitgeleefd
- had uitgeleefd
- had uitgeleefd
- hadden uitgeleefd
- hadden uitgeleefd
- hadden uitgeleefd
o.t.t.t.
- zal uitleven
- zult uitleven
- zal uitleven
- zullen uitleven
- zullen uitleven
- zullen uitleven
o.v.t.t.
- zou uitleven
- zou uitleven
- zou uitleven
- zouden uitleven
- zouden uitleven
- zouden uitleven
en verder
- ben uitgeleefd
- bent uitgeleefd
- is uitgeleefd
- zijn uitgeleefd
- zijn uitgeleefd
- zijn uitgeleefd
diversen
- leef uit!
- leeft uit!
- uitgeleefd
- uitlevend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor uitleven:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
echar una cana al aire | uit de band springen; uitleven | |
soltarse el pelo | uit de band springen; uitleven |
Antoniemen van "uitleven":
Verwante definities voor "uitleven":
Wiktionary: uitleven
uitleven
verb
-
een verlangen tot verzadiging kunnen botvieren
- uitleven → desmadrarse