Overzicht
Nederlands naar Spaans: Meer gegevens...
- uitgegleden:
- uitglijden:
-
Wiktionary:
- uitglijden → resbalar
- uitglijden → resbalar, deslizar, patinar, deslizarse
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor uitgegleden (Nederlands) in het Spaans
uitgegleden:
Vertaal Matrix voor uitgegleden:
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
resbalado | geslipt; uitgegleden | weggeslipt |
uitglijden:
-
uitglijden (slippen)
deslizarse; resbalar; oscilar; patinar; escurrirse; balancearse; dar bandazos-
deslizarse werkwoord
-
resbalar werkwoord
-
oscilar werkwoord
-
patinar werkwoord
-
escurrirse werkwoord
-
balancearse werkwoord
-
dar bandazos werkwoord
-
-
uitglijden (onderuitgaan; uitschuiven; slippen; uitglibberen; wegschieten; uitschieten)
deslizarse; resbalarse; dar con los huesos en el suelo; ir a parar al suelo-
deslizarse werkwoord
-
resbalarse werkwoord
-
dar con los huesos en el suelo werkwoord
-
ir a parar al suelo werkwoord
-
Conjugations for uitglijden:
o.t.t.
- glij uit
- glijt uit
- glijt uit
- glijen uit
- glijen uit
- glijen uit
o.v.t.
- glee uit
- glee uit
- glee uit
- gleeen uit
- gleeen uit
- gleeen uit
v.t.t.
- ben uitgegleden
- bent uitgegleden
- is uitgegleden
- zijn uitgegleden
- zijn uitgegleden
- zijn uitgegleden
v.v.t.
- was uitgegleden
- was uitgegleden
- was uitgegleden
- waren uitgegleden
- waren uitgegleden
- waren uitgegleden
o.t.t.t.
- zal uitglijden
- zult uitglijden
- zal uitglijden
- zullen uitglijden
- zullen uitglijden
- zullen uitglijden
o.v.t.t.
- zou uitglijden
- zou uitglijden
- zou uitglijden
- zouden uitglijden
- zouden uitglijden
- zouden uitglijden
diversen
- glij uit!
- glijt uit!
- uitgegleden
- uitglijdend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
uitglijden
-
uitglijden (wegglijden)
Vertaal Matrix voor uitglijden:
Wiktionary: uitglijden
uitglijden
Cross Translation:
verb
-
door glijden ten val komen
- uitglijden → resbalar
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• uitglijden | → resbalar | ↔ slide — to lose balance |
• uitglijden | → deslizar; resbalar | ↔ slip — to lose one's traction |
• uitglijden | → patinar; resbalar; deslizarse | ↔ glisser — Se mettre en mouvement, comme couler sur une surface lisse ou le long d’un autre corps. |