Nederlands
Uitgebreide vertaling voor uitgedragen (Nederlands) in het Spaans
uitgedragen:
-
uitgedragen (rondverteld)
difundido; divulgado; difundida la notícia-
difundido bijvoeglijk naamwoord
-
divulgado bijvoeglijk naamwoord
-
difundida la notícia bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor uitgedragen:
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
difundida la notícia | rondverteld; uitgedragen | |
difundido | rondverteld; uitgedragen | veelverbreid; verspreid; verstrooid; wijdverbreid |
divulgado | rondverteld; uitgedragen |
uitdragen:
-
uitdragen (ten einde dragen; voldragen)
llevar hasta el fin-
llevar hasta el fin werkwoord
-
-
uitdragen (een boodschap uitdragen; verkondigen)
Conjugations for uitdragen:
o.t.t.
- draag uit
- draagt uit
- draagt uit
- dragen uit
- dragen uit
- dragen uit
o.v.t.
- droeg uit
- droeg uit
- droeg uit
- droegen uit
- droegen uit
- droegen uit
v.t.t.
- heb uitgedragen
- hebt uitgedragen
- heeft uitgedragen
- hebben uitgedragen
- hebben uitgedragen
- hebben uitgedragen
v.v.t.
- had uitgedragen
- had uitgedragen
- had uitgedragen
- hadden uitgedragen
- hadden uitgedragen
- hadden uitgedragen
o.t.t.t.
- zal uitdragen
- zult uitdragen
- zal uitdragen
- zullen uitdragen
- zullen uitdragen
- zullen uitdragen
o.v.t.t.
- zou uitdragen
- zou uitdragen
- zou uitdragen
- zouden uitdragen
- zouden uitdragen
- zouden uitdragen
en verder
- ben uitgedragen
- bent uitgedragen
- is uitgedragen
- zijn uitgedragen
- zijn uitgedragen
- zijn uitgedragen
diversen
- draag uit!
- draagt uit!
- uitgedragen
- uitdragend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor uitdragen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
llevar hasta el fin | ten einde dragen; uitdragen; voldragen | |
predicar | een boodschap uitdragen; uitdragen; verkondigen | prediken; preken; uitstrooien; uitzaaien |
Wiktionary: uitdragen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• uitdragen | → difundir | ↔ verbreiten — Etwas an viele Menschen bekanntgeben/ nahebringen. |
• uitdragen | → entrenar | ↔ entraîner — traîner avec soi, après soi. |
• uitdragen | → propagar | ↔ propager — multiplier par voie de génération, de reproduction. |