Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. uiteenlopen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor uiteenlopen (Nederlands) in het Spaans

uiteenlopen:

uiteenlopen werkwoord (loop uiteen, loopt uiteen, liep uiteen, liepen uiteen, uiteengelopen)

  1. uiteenlopen (variëren; veranderen; verschillen; afwisselen; wisselen)
    variar; diferir

Conjugations for uiteenlopen:

o.t.t.
  1. loop uiteen
  2. loopt uiteen
  3. loopt uiteen
  4. lopen uiteen
  5. lopen uiteen
  6. lopen uiteen
o.v.t.
  1. liep uiteen
  2. liep uiteen
  3. liep uiteen
  4. liepen uiteen
  5. liepen uiteen
  6. liepen uiteen
v.t.t.
  1. ben uiteengelopen
  2. bent uiteengelopen
  3. is uiteengelopen
  4. zijn uiteengelopen
  5. zijn uiteengelopen
  6. zijn uiteengelopen
v.v.t.
  1. was uiteengelopen
  2. was uiteengelopen
  3. was uiteengelopen
  4. waren uiteengelopen
  5. waren uiteengelopen
  6. waren uiteengelopen
o.t.t.t.
  1. zal uiteenlopen
  2. zult uiteenlopen
  3. zal uiteenlopen
  4. zullen uiteenlopen
  5. zullen uiteenlopen
  6. zullen uiteenlopen
o.v.t.t.
  1. zou uiteenlopen
  2. zou uiteenlopen
  3. zou uiteenlopen
  4. zouden uiteenlopen
  5. zouden uiteenlopen
  6. zouden uiteenlopen
diversen
  1. loop uiteen!
  2. loopt uiteen!
  3. uiteengelopen
  4. uiteenlopend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor uiteenlopen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
diferir afwisselen; uiteenlopen; variëren; veranderen; verschillen; wisselen afwijken; opschorten; opschuiven; rekken; uitstellen; verdagen; verschillen; verschuiven; vertragen; voor zich uitschuiven
variar afwisselen; uiteenlopen; variëren; veranderen; verschillen; wisselen afwisselen; herzien; schelen; veranderen; verschil maken; verschillen; verwisselen; wijzigen

Wiktionary: uiteenlopen


Cross Translation:
FromToVia
uiteenlopen diferir; aplazar différer — Traductions à trier suivant le sens