Nederlands
Uitgebreide vertaling voor uitblinken boven (Nederlands) in het Spaans
uitblinken boven:
uitblinken boven werkwoord (blink uit boven, blinkt uit boven, blonk uit boven, blonken uit boven, uitgeblonken boven)
-
uitblinken boven (uitblinken; onderscheiden; overtreffen; excelleren; uitsteken; schitteren; uitmunten)
Conjugations for uitblinken boven:
o.t.t.
- blink uit boven
- blinkt uit boven
- blinkt uit boven
- blinken uit boven
- blinken uit boven
- blinken uit boven
o.v.t.
- blonk uit boven
- blonk uit boven
- blonk uit boven
- blonken uit boven
- blonken uit boven
- blonken uit boven
v.t.t.
- heb uitgeblonken boven
- hebt uitgeblonken boven
- heeft uitgeblonken boven
- hebben uitgeblonken boven
- hebben uitgeblonken boven
- hebben uitgeblonken boven
v.v.t.
- had uitgeblonken boven
- had uitgeblonken boven
- had uitgeblonken boven
- hadden uitgeblonken boven
- hadden uitgeblonken boven
- hadden uitgeblonken boven
o.t.t.t.
- zal uitblinken boven
- zult uitblinken boven
- zal uitblinken boven
- zullen uitblinken boven
- zullen uitblinken boven
- zullen uitblinken boven
o.v.t.t.
- zou uitblinken boven
- zou uitblinken boven
- zou uitblinken boven
- zouden uitblinken boven
- zouden uitblinken boven
- zouden uitblinken boven
en verder
- ben uitgeblonken boven
- bent uitgeblonken boven
- is uitgeblonken boven
- zijn uitgeblonken boven
- zijn uitgeblonken boven
- zijn uitgeblonken boven
diversen
- blink uit boven!
- blinkt uit boven!
- uitgeblonken boven
- uitblinkend boven
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor uitblinken boven:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
sobresalir | uitsteken; voorbijstreven | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
distinguirse | excelleren; onderscheiden; overtreffen; schitteren; uitblinken; uitblinken boven; uitmunten; uitsteken | aanschouwen; bekijken; een ereteken geven; gewaarworden; kijken; onderscheiden; ontwaren; opmerken; staren; te zien krijgen; turen; uit elkaar houden; uiteenhouden; van elkaar onderscheiden; zien |
sobresalir | excelleren; onderscheiden; overtreffen; schitteren; uitblinken; uitblinken boven; uitmunten; uitsteken | overvleugelen; vooruitspringen; vooruitsteken |