Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. uit elkaar nemen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor uit elkaar nemen (Nederlands) in het Spaans

uit elkaar nemen:

uit elkaar nemen werkwoord (neem uit elkaar, neemt uit elkaar, nam uit elkaar, namen uit elkaar, uit elkaar genomen)

  1. uit elkaar nemen (anatomiseren; ontleden)
    descomponer; disecar; analizar
  2. uit elkaar nemen (demonteren; uit elkaar halen; ontmantelen; uiteen nemen; onttakelen)
    desplazar; expulsar; trasladarse; trasladar; mudarse; despachar; desmontar; desarmar; desmantelar; extirpar; cambiar la fecha

Conjugations for uit elkaar nemen:

o.t.t.
  1. neem uit elkaar
  2. neemt uit elkaar
  3. neemt uit elkaar
  4. nemen uit elkaar
  5. nemen uit elkaar
  6. nemen uit elkaar
o.v.t.
  1. nam uit elkaar
  2. nam uit elkaar
  3. nam uit elkaar
  4. namen uit elkaar
  5. namen uit elkaar
  6. namen uit elkaar
v.t.t.
  1. heb uit elkaar genomen
  2. hebt uit elkaar genomen
  3. heeft uit elkaar genomen
  4. hebben uit elkaar genomen
  5. hebben uit elkaar genomen
  6. hebben uit elkaar genomen
v.v.t.
  1. had uit elkaar genomen
  2. had uit elkaar genomen
  3. had uit elkaar genomen
  4. hadden uit elkaar genomen
  5. hadden uit elkaar genomen
  6. hadden uit elkaar genomen
o.t.t.t.
  1. zal uit elkaar nemen
  2. zult uit elkaar nemen
  3. zal uit elkaar nemen
  4. zullen uit elkaar nemen
  5. zullen uit elkaar nemen
  6. zullen uit elkaar nemen
o.v.t.t.
  1. zou uit elkaar nemen
  2. zou uit elkaar nemen
  3. zou uit elkaar nemen
  4. zouden uit elkaar nemen
  5. zouden uit elkaar nemen
  6. zouden uit elkaar nemen
en verder
  1. ben uit elkaar genomen
  2. bent uit elkaar genomen
  3. is uit elkaar genomen
  4. zijn uit elkaar genomen
  5. zijn uit elkaar genomen
  6. zijn uit elkaar genomen
diversen
  1. neem uit elkaar!
  2. neemt uit elkaar!
  3. uit elkaar genomen
  4. uit elkaar nemend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor uit elkaar nemen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
descomponer afbraak; sloop
despachar afgeven; afleveren; aflevering
extirpar afzetten; amputatie; amputeren; verwijderen; wegnemen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
analizar anatomiseren; ontleden; uit elkaar nemen analyseren; controleren; doorvorsen; nagaan; nakijken; ontleden; parseren
cambiar la fecha demonteren; ontmantelen; onttakelen; uit elkaar halen; uit elkaar nemen; uiteen nemen disloqueren; roeren; verleggen; verplaatsen; verschikken; verschuiven; vervoeren; verzetten
desarmar demonteren; ontmantelen; onttakelen; uit elkaar halen; uit elkaar nemen; uiteen nemen kraken; losbreken; onschadelijk maken; openbreken; pacificeren
descomponer anatomiseren; ontleden; uit elkaar nemen afbetalen; afrekenen; analyseren; blootleggen; bouwklaar maken; ontbinden; ontginnen; ontleden; opheffen; uiteen doen gaan; vereffenen; verrekenen
desmantelar demonteren; ontmantelen; onttakelen; uit elkaar halen; uit elkaar nemen; uiteen nemen
desmontar demonteren; ontmantelen; onttakelen; uit elkaar halen; uit elkaar nemen; uiteen nemen afgraven; afklimmen; afstijgen; kraken; losbreken; omlaagklauteren; ontkoppelen; ontrafelen; ontwarren; openbreken; scheiden; splitsen; uit de war halen; uit elkaar halen; uiteenhalen
despachar demonteren; ontmantelen; onttakelen; uit elkaar halen; uit elkaar nemen; uiteen nemen behandelen; beroeren; bewegen; herstellen; iets afhandelen; iets verplaatsen; in beweging brengen; in orde brengen; in orde maken; ontheffen; ontslaan; uitklaren; uitsturen; verhuizen; verkassen; verleggen; verzenden; wegsturen; wegzenden
desplazar demonteren; ontmantelen; onttakelen; uit elkaar halen; uit elkaar nemen; uiteen nemen disloqueren; een spier verrekken; iets verplaatsen; roeren; schuiven; verleggen; verplaatsen; verrijden; verschikken; verschuiven; vervoeren; verzetten; voortbewegen
disecar anatomiseren; ontleden; uit elkaar nemen analyseren; ontleden; opzetten
expulsar demonteren; ontmantelen; onttakelen; uit elkaar halen; uit elkaar nemen; uiteen nemen afnemen; afzonderen; bannen; bezweren; deporteren; ecarteren; lichten; ontheffen; ontslaan; opsturen; posten; sturen; toezenden; uitbannen; uitdrijven; uitstoten; uitsturen; uitwerpen; uitwijzen; uitzetten; verbannen; verdrijven; verjagen; verplaatsen; vervreemden; verwijderen; verzenden; wegbrengen; wegdoen; weghalen; wegjagen; wegnemen; wegsturen; wegwerken; wegzenden
extirpar demonteren; ontmantelen; onttakelen; uit elkaar halen; uit elkaar nemen; uiteen nemen afnemen; afzonderen; ecarteren; lichten; uitnemen; uitroeien; verdelgen; verplaatsen; vervreemden; verwijderen; wegbrengen; wegdoen; weghalen; wegnemen; wegvagen; wegwerken
mudarse demonteren; ontmantelen; onttakelen; uit elkaar halen; uit elkaar nemen; uiteen nemen verhuizen
trasladar demonteren; ontmantelen; onttakelen; uit elkaar halen; uit elkaar nemen; uiteen nemen brengen; disloqueren; iets transporteren; langs brengen; meebrengen; overhevelen; overtappen; overzetten; roeren; transponeren; verleggen; verplaatsen; verrijden; verschikken; verschuiven; vervoeren; verzetten; wegleiden; wegvoeren
trasladarse demonteren; ontmantelen; onttakelen; uit elkaar halen; uit elkaar nemen; uiteen nemen

Wiktionary: uit elkaar nemen


Cross Translation:
FromToVia
uit elkaar nemen disociar dissocierséparer des éléments qui étaient associés.
uit elkaar nemen deshacer défaire — Modifier l’état d’une chose de manière qu’elle ne soit plus ce qu’elle était.

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van uit elkaar nemen