Nederlands
Uitgebreide vertaling voor toesnauwen (Nederlands) in het Spaans
toesnauwen:
-
toesnauwen (snauwen; afsnauwen; afblaffen; afbekken)
-
toesnauwen (toebijten; happen; toehappen; dichtbijten)
-
toesnauwen (snauwen; afsnauwen; afblaffen; toebijten; afbekken)
hablar con dureza; regañar de mala manera; hablar ásperamente; soltarle un bufido a una persona; ladrar a una persona; decir con aspereza-
hablar con dureza werkwoord
-
regañar de mala manera werkwoord
-
hablar ásperamente werkwoord
-
soltarle un bufido a una persona werkwoord
-
ladrar a una persona werkwoord
-
decir con aspereza werkwoord
-
Conjugations for toesnauwen:
o.t.t.
- snauw toe
- snauwt toe
- snauwt toe
- snauwen toe
- snauwen toe
- snauwen toe
o.v.t.
- snauwde toe
- snauwde toe
- snauwde toe
- snauwden toe
- snauwden toe
- snauwden toe
v.t.t.
- heb toegesnauwd
- hebt toegesnauwd
- heeft toegesnauwd
- hebben toegesnauwd
- hebben toegesnauwd
- hebben toegesnauwd
v.v.t.
- had toegesnauwd
- had toegesnauwd
- had toegesnauwd
- hadden toegesnauwd
- hadden toegesnauwd
- hadden toegesnauwd
o.t.t.t.
- zal toesnauwen
- zult toesnauwen
- zal toesnauwen
- zullen toesnauwen
- zullen toesnauwen
- zullen toesnauwen
o.v.t.t.
- zou toesnauwen
- zou toesnauwen
- zou toesnauwen
- zouden toesnauwen
- zouden toesnauwen
- zouden toesnauwen
en verder
- ben toegesnauwd
- bent toegesnauwd
- is toegesnauwd
- zijn toegesnauwd
- zijn toegesnauwd
- zijn toegesnauwd
diversen
- snauw toe!
- snauwt toe!
- toegesnauwd
- toesnauwend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor toesnauwen:
Computer vertaling door derden: